Al in de middeleeuwen bestond er in Zutphen een kleine Joodse gemeenschap. Aan het eind van de achttiende begin negentiende eeuw nam het aantal Joodse inwoners van Zutphen sterk toe omdat iedereen zich toen vrij kon vestigen en was er sprake van een volwaardige Joodse gemeenschap.
In 1795 was “De verklaring der Rechten van den Mensch en van den Burger” afgegeven. Dat betekende dat de joden een verlossing van de discriminatie die ze daarvoor ook in Zutphen hadden moeten doormaken. In 1798 woonden er in Zutphen tussen de 50 en 60 Joden waarvan velen afkomstig waren uit Duitsland. In de stad wonend hielden velen van hen zich bezig met handel of waren slager.
Ook de welvaart onder de Joodse Zutphenaren nam sterk toe: als gevolg van de afschaffing van gilden waren zijn niet gebonden aan de uitoefening van een beperkt aantal beroepen. In 1798 kocht de groeiende Joodse gemeenschap (Asser Levie en Simon Jacob Vles) ‘huis en wheere binnen Zutphen op de Nieuwstad op het plein bij de Eekmole, uitkomende achter het huis van de Comparanten’ voor het houden van hun bijeenkomsten. Simon Jacob Vles is later tot kerkmeester aangesteld. De gemeente had in 1808 al 100 leden en besloot ’tot aanschaffing van eene Nieuwe Synagoge’. In 1814 kreeg Zutphen de eerste echte synagoge ‘op de Plaats agter het huis in de Turfstraat van ouds genaamd de Star’ met een ingang aan de Rosmolensteeg. welke grotendeels gebouwd werd met materiaal van de afgebroken sjoel op de Nieuwstad. Toen in 1875 de joodse gemeente verder gegroeid was tot 600 lidmaten kocht de Joodse gemeente een kapitaal huis aan de Halterstraat, het zogenaamde Hof van Flodorf, dat vele jaren dienst had gedaan als verenigingsgebouw. Architect D. Leijsen bouwde 1878/1879 in de tuin de tweede synagoge van Zutphen. De eerste steen van de nieuwe synagoge werd gemetseld op 17 juli 1878 en op 15 augustus 1879 werd deze met een feestelijke dienst ingewijd. Dagelijks werden er drie diensten gehouden.
‘De heilige ark werd door den heet Tal geopend en terwijl het koor een lied aanhief vertoonde zich het inwendige aan ieders oog. Tegen een hemelsblauwe achtergrond met sterren bezaaid, zouden de Wetsrollen worden aangezet’, aldus een verslag uit die tijd.
De synagoge aan de Dieserstraat werd in 1879 omschreven als ‘eenvoudig en toch netjes, aan het doel beantwoordend waarvoor het is opgericht’. Omstreeks 1922 is het interieur verfraaid en van elektrisch licht voorzien. Het plafond werd blauw geschilderd, het ijzeren ventilatierooster verguld en rondom voorzien van gouden stralen. Muren en kolommen kregen nar mode van die tijd bruine decoratieve vlakken en een zogenaamd Griekse rand.
Een monumentaal gebouw, een bloeiende Joodse gemeente: in 1939, aan het begin van de Tweede Wereldoorlog kon met niet vermoeden dat 6 jaar later de gemeente tot minder dan 50 leden was gedecimeerd. In 1930 telde zij nog 476 personen (2,4 % van de totale bevolking) na afloop van de oorlog slechts 60 en enkele jaren later waren dat er nog maar 30. In 1960 was 0,2 % van de Zutphense bevolking joods.
Na de oorlog in 1947werd besloten om het Synagoge gebouw te verkopen omdat deze eens zo sterke gemeenschap niet meer in staat waren een dergelijk kostbaar gebouw te herstellen en te onderhouden.
Het gebouw werd verkocht en er vestigde zich een machinefabriek in die werkte met roestvrij staal: S.A.B. genoemd (speciaal apparaten bouw). Ter hoogte van de vroegere vrouwengalerij werd een betonnen vloer aangelegd. Tot er in het begin van de jaren 70 er een wet kwam, die niet langer toestond dat industriepanden zich in de binnensteden bevonden.
In de jaren zeventig kwam de synagoge leeg te staan en in 1976 kocht de gemeente het pand met als doel het te slopen en hiervoor in de plaats woningbouw te plegen. Protesten vanuit de Zutphense bevolking schoven die plannen van tafel. Een Stichting tot Behoud Synagoge Zutphen beijverde zich dit te voorkomen wilde het voormalige Synagoge gebouw terugkopen van de Gemeente Zutphen voor restauratie. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg plaatste de Synagoge op de voorlopige monumentenlijst en hiermee werd sloop voorkomen. Met uiterste financiële krachtsinspanning van begunstigers, fondsen en overheden werd een droom werkelijkheid: In 1982 werd de synagoge aangekocht van de gemeente en vervolgens overgedragen aan de SOGK, de synagoge bleef.
Op 15 december 1985 – op de achtste dag van het Chanoekafeest – werden de lichten in de herbouwde sjoel ontstoken en sindsdien gebruikt de Joodse gemeente de bovenverdieping weer voor diensten en lessen.
Bronnen:
brochure Stichting behoud Synagoge.
Laansma ‘De Joodse Gemeente van Zutphen’
J.A.M.M. Janssen, Zutphen in de maalstroom der kerkgeschiedenis. In: Geschiedenis van Zutphen. Zutphen, Walburg Pers, 1989, p. 278.
Hans Kooger, Het oude volk. Kroniek van joods leven on de Achterhoek, Liemers en het grensgebied. Doetinchem, Staring Instituut/Mr. H.J. Steenbergenstichting, 2001, p. 270 e.v.