Gered dankzij moedige hulpverleners.
Op 31 maart 1945 worden op de IJsselkade ter hoogte van de Marspoortstraat tien mannen door Duitsers gefusilleerd en in de IJssel gegooid. Eén man overleeft de schietpartij maar houdt zich dood. Hij ziet kans om aan wal te komen en in het aarde donker naar een pand in de binnenstad te lopen waarvan hij de bewoner kent. In de toenmalige plaatselijke krant “de Koerier” van april 1946 vertelt deze bewoner van dat pand hoe Wouter van Benthem overleefde.
In de IJssel
Wouter zwemt nog even rond om te kijken wat er van zijn kameraden geworden is, maar alles blijft stil. Hij zwemt naar de kant klimt de trappen op en staat op de IJsselkade…. Druipnat begeeft hij zich in de richting van het Stationsplein. Daar komt een Duitse vrachtauto aan die bij hem stopt, de chauffeur vraagt hem de weg naar Apeldoorn. Hij weet zich uit de koplampen te houden en wijst hem de brug over. Gelukkig dat zij haast hadden, blijkbaar op eigen veiligheid bedacht. Dwalend door de ruïnes van de Rozengracht weet hij mijn woning te bereiken.
Naar bekenden.
Op 31 maart 1945’s nachts half twaalf. Er wordt gebeld, aanhoudend gebeld. Met schrik word ik wakker en denk aan mijn twee ondergedoken zoons zouden zij het zijn of komen moffen onze nachtrust verstoren? Vlug schiet ik enkele kledingstukken aan, grijp een zaklantaarn en ga naar beneden. Aan de deur is iemand die angstig wanhopig roept; doe toch open, in godsnaam doe open!! Vlug toch, vlug toch, gauw, gauw. Wie ben je dan? Wouter u weet wel van boer Heijink in Gorssel. Ja nu hoor ik dat hij het is, doe de deur open, dan waggelt iemand naar binnen. Nooit vergeet ik de doodsangst die spreekt uit zijn ogen, uit zijn gehele wezen. Druipnat met de handen in de hoogte valt hij mij in de armen. Gauw het licht weg, ben gewond, de moffen hebben me aangeschoten misschien zijn ze me nagegaan, red me toch, help me toch, heb een schot in mijn rug. Ik breng hem naar de kamer. Daar zit of juister daar ligt hij in een grote stoel meer dood dan levend. Ik vrees dat hij in die stoel zal sterven. ’t Is middernacht. Niemand mag de straat op. (spertijd) Ik wek mijn vrouw en dochter. Hier moet dokters hulp komen. Zij gaan er op uit eerst naar de dichtst bij wonende geneesheer, geen gehoor. Dan naar onze huisdokter. Hij is weggeroepen voor een bevalling. Na nog enige pogingen komen zij onverrichter zake thuis. Intussen heb ik Wouter zo goed mogelijk geholpen en hem gerustgesteld dat hij nu veilig is en dat wij hem zouden verzorgen. Hij is inderdaad wat kalmer geworden. Maar zonder hulp van een medicus zien wij de toestand donker in. Nogmaals gaan mijn vrouw en dochter er op uit. Inmiddels is het half twee geworden. Op straat worden zij door Duitsers aangehouden maar zij redden zich er uit. Zij gaan naar het passantenhuis in de Waterstraat en vragen op de man af of hier hulp is te krijgen voor een gewonde. ’t Blijken goede Nederlanders te zijn. Zij bellen dr. Smith op de Markt op en krijgen gehoor. Hij is dadelijk bereid om te komen en is binnen tien minuten bij ons thuis. Alle hulde en dank voor diens prestaties in deze bange uren.. Hij onderzoekt de patiënt en constateert een schotwond in de zijde, alleen een vleeswond,de kogel wipt hij er uit. Wij overleggen wat ons te doen staat want wij zijn beiden zwaar in overtreding. Het optimisme van de dokter dat de bevrijding voor de deur staat doet ons beslissen de patiënt thuis op te nemen en te verzorgen. De dokter voorziet geen zware longontsteking.
De volgende morgen ben ik vroeg op zijn kamer en zowaar onze patiënt is vrij van koorts en heeft zelfs een paar uur geslapen. Dank zij zijn goede constitutie hopen wij dat hij het redden zal. Na twee dagen volkomen rust en een goede verzorging kan hij het bed verlaten de wond geneest prachtig.
Een week later is het oostelijk deel van de bevrijd en kan hij zich daar weer vrij bewegen.
Gelders-Overijsselse Courant Lochem.
Deze krant heeft in 1965 een boekje “Bezetting en bevrijding Achterhoek” uitgegeven. Daarin vertellen allerlei mensen wat ze in de periode 40-45 beleefd hebben. Tientallen verhalen staan er in van belevenissen en van allerlei gebeurtenissen. Onder de titel “De kogel ketste op de bretelknoop” staat het verhaal van Wouter van Bentum.
Daarin staat o.a. Dat een van de onderduikers bij hen een marechaussee was. Hij was gepakt omdat hij Engelse vliegers had geholpen. Hij was weer vrijgelaten en ondergedoken toen de soldaten als nog in krijgsgevangenschap naar Duitsland moesten. Hij had zijn uniform nog aan. Een vlotte vent voor werken niet bang maar niet voorzichtig genoeg. Toen wij eens moesten rijden voor de O.T. spande hij de vos voor de wagen en meldde zich, zijn blauwe uniformbroek ebn laarzen aan. Van het hout dat hij vervoerde kwam nogal wat terecht bij goede kennissen. Op een middag wilde hij naar een V 1 die in de buurt trecht was gekomen. Wij probeerden het hem uit het hoofd te praten en een student uit Delft die met zijn vrouw bij ons was ondergedokenraadde het hem ook sterk af. Maar Wouter ging. Hij was bezig benzoine uit de V 1 te halen toen de Landwacht over de spoorbaan kwam. Ze brachten hem naar het gemeentehuis in Gorssel. Hoe onvoorzichtig hij was bleek uit de twee persoonsbewijzen die hij bijzich had. Het vals had hij van een vriend van ons maar Wouter was slim genoeg om te vertellen dat hij het gekregen had van zijn broer die doodgeschoten was.
Hij werd naar Zutphren gebracht en wij vreesden huiszoeking zodat onze onderduikers een ander onderkomen zochten. Zes weken later kwamen 26 Duitsers ons huis omsingelen. Op de hilde vonden ze koffers van een oud marineofficier bij wie één van onze dochters in dienst was. De sleutel moest gehald worden. Toen bleek dat er uniformen in zaten qwerden de koffers verzegeld. In de kelder vonden de Duitsers een klandestien geslacht varken. Vijf dagen later kwamen zes van hen al het spek halen. Wij zorgden dat Wouter voedsel en schoon ondergoed kreeg. Dan volgt het verhaal over het neerschieten en hoe hij zich gered heeft.
Het verhaal besluit met: “Een week later was hij bij ons. De kogel had hij bij zich in een luciferdoosje. Hij woont nu (1965) in Engeland. Hij is nog eens bij ons geweest met zijn Engelse vrouw en drie dochters.