Zaterdag 7 april.
In de nacht van vrijdag op zaterdag barst een hevig artillerievuur los. Daarnaast wordt mitrailleurvuur gehoord dat dichterbij komt.
In de loop van de morgen gaat met een hevige explosie het munitiedepot in de panden van Spieker en Elferink de lucht. Die ontploffing is niet alleen funest voor de gebouwen zelf maar ook voor de hele omgeving. Veel bedrijven en huizen hebben het zwaar te verduren.
Op zaterdagmorgen omstreeks 9.30 uur breekt brand uit in een vleugel van het Algemeen Ziekenhuis aan de Coehoornsingel. Op de brandweer valt niet te rekenen. Enerzijds omdat de wijken hermetisch zijn afgesloten en anderzijds omdat er niet voldoende benzine is om de motoren te laten draaien. Bovendien is de waterleiding buiten werking. Daar komt nog bij dat het “Sprengkommando” niet zo erg gelukkig is met blussen van door hen gestichte branden. Maar echte burgerzin heeft hier en elders veel onheil voorkomen. Enkele noodkreten van doktoren en verpleegsters zijn voldoende om buurtgenoten bereid te vinden, ondanks dreigende gevaren, het vuur te blussen. Er wordt een menselijke keten gevormd om emmers water door te geven en op die manier lukt het om de vlammen te doven. Omstreeks half negen trekken de Duitsers zich terug over de Berkel.
In de loop van de morgen steken Duitse soldaten met rubberboten de Berkel weer over en proberen tot tweemaal toe de watertoren op te blazen wat echter mislukt. Wel moeten buurtbewoners telkens weer proberen de nieuwe schade te dichten.
Omstreeks 14.00 uur wordt het zwembadbruggetje opgeblazen. Hierbij lopen huizen in de buurt veel schade op.
Omstreeks 13.30 uur worden de eerste Canadezen gezien in de Tenierstraat en kort daarop is het Warnsveldsewegkwartier bevrijd. Wel wordt dit deel vanaf de Graaf Ottosingel nog regelmatig onder vuur genomen. De bewoners worden daarvan goed door drongen als kort na elkaar twee mensen door vijandelijke kogels worden getroffen. De bevrijders zijn intussen druk bezig met het zuiveren van de straten van ongure elementen. In de namiddag wordt in de Frans Halslaan een Duits spion gepakt. Hij is gekleed in een Engels uniform met een Rode Kruis uitmonstering en spreekt vloeiend Engels. Hij vraagt in een woonhuis om verband. Zijn Engels wekt echter argwaan bij de Canadezen en deze maken hem op de Algemene Begraafplaats onschadelijk. In de avonduren wordt nog jacht gemaakt op een Duits officier die zich verborgen heeft in een door de O.T. leiders verlaten woning. Hij heeft zich daar goed verstopt maar valt op als er in de buurt op burgers wordt geschoten. Canadezen schakelen deze gevaarlijke tegenstander uit.
Die verborgen schutters zijn ook voor de bevolking levensgevaarlijk. Vanuit de watertoren wordt een 22-jarige jongeman op de Warnsveldseweg gedood. De Canadese artillerie neemt de toren weer onder vuur. Van de zes Duitsers die er nog in blijken te zitten kan één zich overgeven de rest wordt gedood.
In de bevrijde stadsdelen is ’s avonds brood te koop. Als de bewoners hiervoor op de Buitensingel in de rij staan zijn de Canadezen bezig met het opblazen van de versperringen in de buurt van de Larebrug.
In de buurt van de Nieuwstad blijft ’s morgens een Duits kanon nog steeds actief. Dit lokt Geallieerd tegenvuur uit.
De bewoners, die al enige dagen zich niet hebben kunnen scheren en wassen en die bovendien al die tijd niet uit de kleren zijn geweest, beginnen oververmoeid te raken.
In de loop van de morgen steken de soldaten die gelegerd zijn in het pand Nieuwstad 71 gebukt en rennend de straat over naar de kazerne.
Aan het eind van de middag horen de bewoners mitrailleur- en geweervuur. Dit is een teken dat de gevechten en dus ook de bevrijding dichterbij komen. Vooral omdat ook snel lopen, vermoedelijk van portiek naar portiek, hoorbaar is.
Aan het eind van de middag voelen sommige bewoners van de Nieuwstad tegenover de kazerne zich niet veilig meer in hun eigen kelder en besluiten wat spullen bij elkaar te pakken. Zij maken gebruik van een kleine gevechtspauze om naar de kelders van de G.O.Z. te gaan. Tijdens de tocht daar heen zien ze enige dode Canadezen liggen aan het Achterom. In de kelder aangekomen horen ze dat twee buurtbewoonsters om het leven zijn gekomen. Als zij zich goed en wel geïnstalleerd hebben dreunt de kelder plotseling door een enorme explosie. Deze moet vlakbij zijn want zij voelen dat ze met het hele gebouw even opgelicht worden. Instinctief vermoeden ze dat de er tegenover gelegen kazerne met de munitievoorraad de lucht in is gejaagd. Het is een wonder dat de bewoners van de huizen in de omgeving het er levend afbrengen.
Nadat in de loop van de dag het Deventerwegkwartier bevrijd is trekken de bevrijders richting binnenstad.
Om vier uur ’s middags zijn de troepen opgerukt tot aan de Jacob Damsingel. Vanuit het hoekhuis op de Nieuwstad bij de Overweg wordt steeds geschoten in de richting van de Jacob Damsingel. Omstreeks 8.00 uur rijdt een auto in vliegende vaart tot de hoek, draait om zijn eigen as, spuit over een afstand van zo’n 60 meter vuur en rijdt terug. Het lijkt alsof vlammen uit de grond opstijgen. Het hoekhuis is in brand gespoten.
Omstreeks 7.00 uur v.m. slaat een granaat een groot gat in de gevel van Groenmarkt 11 en om 10.30 uur wordt het politiebureau getroffen door een granaat.
Omdat de waterleiding niet meer werkt gaan politieagenten water halen bij een pomp in de Kolenstraat aan de achterkant van het bureau. Op weg daarheen worden ze door onbekenden beschoten. Wel zien ze op dat moment Duitse soldaten op de hoek van de Kolenstraat staan.
Burgerzin voorkomt ook in de binnenstad een ramp als het pand van de Bata in de Turfstraat in brand staat. Vanaf de pompen bij de achteruitgang van de Fa. Blom aan de Naadzak en de Fa. Voerknecht in de Dupo (Rosmolensteeg) worden emmers water doorgegeven. Tijdens de bluswerkzaamheden knallen schoten door de lucht maar men houdt vol en met succes.
Later breekt nog brand uit bij de Fa. Tacke aan de Korte Hofstraat waar kort daarvoor Duitse militairen zijn gesignaleerd. Weer weten burgers erger te voorkomen. Die soldaten lijken in de binnenstad met vuur te spelen.
Want korte tijd later is er brand in de parapluiwinkel van de Fa. Van Eerten aan de Turfstraat. Maar ook hier worden de vlammen gedoofd. Daarna worden Duitsers extra goed in de gaten gehouden. Want enkele van de nog aanwezige bewoners horen dat Duitsers tegen elkaar zeggen: “Auch dieses Geschäft soll brennen.”
In de nacht van zaterdag op zondag omstreeks half vier ruiken de mensen in de kelders aan de Groenmarkt een brandlucht. Het hotel de Hollandsche Tuin en het politiebureau staan in de brand. Alle mensen die in de kelders zitten kunnen wegkomen. Uit het politiebureau kunnen bijna alleen maar de wapens gered worden.
Kort daarop gaat de Fordgarage aan het ’s Gravenhof de lucht in. Daar is ook munitie opgeslagen en er wordt beweerd dat er ook een noodlazaret in gevestigd is geweest. Het “Sprengkommando” doet zijn werk goed van de voormalige Waliënkazerne blijft geen steen op de ander staan.
Het telegraafkantoor krijgt ook een beurt. Gelukkig blijft het voornaamste deel in tact.
Van de er tegenover gelegen Sint Walburgkerk wordt het traptorentje opgeblazen. Deze explosie neemt een raam en een deel van het gewelf mee. De gebouwen in de omgeving lopen door al die ontploffingen zware schade op.
’s Zaterdags om acht uur ’s avonds richt een Canadese radiowagen zich tot de Duitsers in de stad met de woorden:
“Soldaten des 3 Bataljons. Sie sind völlig eingeschlossen. Die Brücke hinter Ihnen ist gesprengt worden. Sie empfangen keine Zufuhr, keine Feldpost mehr. Sie sind vom Oberkommando aufgegeben worden. Die Truppen der Königlichen Canadesische Armee sind 5 km von Zuiderzee. Wir haben die fünfte Kompanie völlig vernichtet und ein groszen Teil der zweiten. Wir haben 175 Gefangenen die bei uns glücklich sind. Kommt herüber die Hände hoch und ohne Waffen um ihr Vaterland zurück zu sehen und mit ihrer Familie weiter leben zu können.”
Voor de Duitsers die nog in het pand Coehoornsingel 114 verscholen zitten is dit het sein om te vertrekken. Maar de jonge fanatieke soldaten op de Nieuwstad houden nog stand. Er wordt daar ’s avonds nog verwoed gevochten.
Die zelfde avond ligt het bezette deel van de stad weer onder artillerievuur.
Za 7-4
Novas.
Aan de Zutphense oostkant is alles rustig ook de begraafplaats is verlaten. Aan deze kant zijn maar weinig scherpschutters actief. In de Laarstraat wordt contact gemaakt met de Glens. Dan komt het bevel om Zutphen te verlaten en om naar een punt ten noorden van Eefde te gaan. Eén groep blijft nog even om de Glens te helpen en vertrekt als laatste.
Glens.
Het derde regiment in de brigade de Highlanders Light Infantry heeft ’s morgens om half zeven problemen in de Bronsbergen.
Als deze een uur later opgelost zijn blijken ze 35 krijgsgevangenen te hebben gemaakt. Een verkenning leert dat het Zwarte Weggetje door bomen is versperd maar dat tanks ze kunnen opruimen. Het kruispunt Zwarteweg-Emmerikseweg komt onder artillerievuur te liggen. Als even later blijkt dat het vuur op eigen troepen terecht komt wordt het onmiddellijk gestaakt. Het hoofdkwartier van de brigade leidt de operatie vanuit een boerderij in de Ooyerhoek.
Omstreeks 10.00 uur worden de aanvallers in vier groepen verdeeld. Eén gaat, gevolgd door twee, richting Spittaalstraat. De beide anderen in de richting van de IJssel halverwege tussen de Bronsbergen en Zutphen.
Een zestal Duitsers, die op weg blijken te zijn naar het pompstation van de waterleiding om daar munitie op te blazen, worden gevangen genomen. Tijdens de opmars blijken diverse oeververbindingen te zijn opgeblazen maar te voet kan men wel verder.
Tegen 13.00 uur zit een groep in de buurt van de Spittaalstraat en heeft daar veel last van scherpschutters. Er wordt om assistentie van eigen scherpschutters gevraagd maar die zijn elders bezig. De beide groepen in de buurt van de rivier worden vanaf de overkant door de Duitse artillerie onder vuur genomen. De vierde groep is op weg naar de watertoren.
In het begin van de avond wordt aan alle groepen meegedeeld dat zij moeten verhinderen dat de Duitsers zich over de rivier terugtrekken. Eén van de groepen ziet aan beide kanten van de IJssel boten liggen. Een veertigtal Duitse soldaten aan de oostkant wordt met mortieren onder vuur genomen.
Men blijft veel hinder ondervinden van scherpschutters.
Omstreeks half elf in de avond wordt een achttien jarige jonge krijgsgevangen gemaakt die verklaart dat de meeste Duitse verdedigers zich in de afgelopen nacht al over de rivier hebben teruggetrokken.
Chauds.
Een compagnie krijgt de opdracht om verder door te stoten in de stad en positie in te nemen aan de oevers van een zijtak van de Berkel.
De aanval vindt overdag plaats en door het vuur van “snipers”, die zich op strategische punten goed verscholen hebben vorderen ze maar heel moeizaam. Omdat twee delen van de stad nog schoon geveegd dienen te worden krijgt een compagnie de opdracht om met de andere compagnieën door te stoten naar de IJssel. Aan het begin van de nacht ontdekt men een toegang die niet verdedigd wordt. Na een schermutseling, die aan enkele soldaten het leven kost en waarbij er één gewond raakt, wordt de genoemde toegangsweg gevonden. Een oorlogscorrespondent vertelt daarover: “majoor Ross vond een vrije ingang en ging met een peloton zelf dwars door het gat dat hij zojuist ontdekt had. De vijand wordt daardoor verrast, kan weinig weerstand bieden en moet zich terugtrekken”.