De omgeving van Zutphen is al vanaf 13.000 voor Chr. bewoond. De oudste menselijke aanwezigheid betrof jagers-verzamelaars in de late Oude Steentijd en Midden-Steentijd. Diverse kampplaatsen, klein en groot, zijn bij opgravingen in de buitenwijken gevonden.
Vanaf de Nieuwe Steentijd doet de landbouw zijn intrede maar sporen van boerderijen zijn er vanaf de laatste fase van de Nieuwe Steentijd.
Nederzettingen uit de Bronstijd en IJzertijd zijn in Zutphen talrijk. Bijna elke zandrug lijkt te zijn bewoond en beakkerd. Ook de binnenstad levert structureel vondsten op uit die periode. Bij archeologisch onderzoek in 2016 is in de Halvemaanstraat in Zutphen een kleine begraafplaats gevonden, die dateert uit de overgang van midden- naar late bronstijd (1200-1100 v.Chr.), met daarin urnen die gebruikt werden om de gecremeerde resten van overledenen in te begraven. Volgens de archeologen is 1200 v. Chr. zeer oud voor urnbegravingen.[1]
In het begin van de midden-ijzertijd (500-400 v.Chr.) werd het terrein aan de Halvemaanstraat in gebruik genomen als nederzetting. Deze bewoningsfase duurde echter maar kort, waarna het terrein als akker werd gebruikt.[1] Bron: Wikipedia
Ontstaan rond 800
Op een rivierduincomplex tussen Berkel en IJssel ontstond in de Romeinse tijd als Germaanse nederzetting de voorloper van de stad Zutphen. Al ruim 1700 jaar wordt de huidige plaats continue bewoond en is daarmee een van de oudste steden van Nederland. De nederzetting van de Frankische stam der Chamaven was vermoedelijk al vanaf het begin versterkt: twee parallelle, 5 meter brede en twee meter diepe V-vormige grachten sneden een strategisch puntje van het rivierduin bij de monding van de Berkel in de IJssel af. In tegenstelling tot vele andere woonplaatsen bleef de nederzetting Zutphen tijdens de volksverhuizingstijd (Middeleeuwen) op het huidige ’s Gravenhof bestaan. Rond het jaar 800 werd de IJsselsstreek inclusief Zutphen bij het Frankische rijk ingelijfd. Hierna onstond in Zutphen een bestuurlijk centrum van de graven van Hamaland.