Neergang 15e eeuw.
Over de oorzaken van de achter-uitgang die Zutphen sinds het begin van de vijftiende eeuw doormaakte, zijn verschillende suggesties in omloop. Vermoedelijk moeten we het zoeken in een samenloop van ongunstige omstandigheden.
Door de St. Elisabethsvloed van 1421 ging er meer water door de Waal en minder door de IJssel stromen, waardoor de bevaarbaarheid van de laatstgenoemde rivier achteruit ging.
Zeker zo belangrijk was de opkomst van de Hollandse steden als concurrenten voor de IJsselsteden bij hun handel op Noord-Duitsland en het Oostzeegebied. Tenslotte deden de vele oorlogen waarin Gelre in de eerste helft van de vijftiende eeuw verwikkeld raakte, geen goed aan Zutphen’s positie als handelsstad. In 1473 brak een periode van strijd aan tegen de hegemonie van de Bourgondiërs, later de Habsburgers, die duurde tot 1543.
Deze putte de financiën uit en bemoeilijkte het handelsverkeer. Al zakte de welvaart langzaam maar zeker naar een lager niveau, toch betekende dit niet dat Zutphen eensklaps een arme stad was. De handel verdween niet, maar er vond een heroriëntatie plaats. Het transport met schepen over grote afstand maakte gedeeltelijk plaats voor vervoer over de weg, waarbij de contacten met Holland enerzijds en Westfalen anderzijds belangrijker werden. Bovendien werd Zutphen steeds meer het distributiecentrum voor goederen van en voor het omringende platteland.Alleen al uit de bouwactiviteiten die in de vijftiende eeuw plaats vonden, blijkt dat Zutphen geenszins verpauperd was. Zowel aan het raadhuis als aan het aangrenzende schepen- en vleeshuis werd nieuwbouw gepleegd. De raadkamer werd in 1465 met tapijten behangen. Zeker zo spectaculair waren de uitbreidingen die de Walburgkerk onderging: gedurende vrijwel de gehele vijftiende eeuw was men daarmee doende; in 1527 werd in Mechelen het fraaie koperen doopvont gekocht. De bouwactiviteit bleef niet beperkt tot deze twee belangrijkste gebouwen van de stad; ook elders was er veel bedrijvigheid.De betrekkelijke rijkdom zal zich in deze periode vooral geconcentreerd hebben bij de vrij kleine groep van belangrijke families, die ook het stadsbestuur in handen hadden, en tot de kerken en de andere grote geestelijke en wereldlijke instellingen. De oproeren die onder andere in 1494 en 1526 plaats vonden omdat de burgers meer invloed in het stadsbestuur wensten, wijzen in deze richting.
bron: Het Zutphens liedboek (ed. H.J. Leloux). De Walburg Pers, Zutphen 1985