Huisnamen

Agnietensteeg

Het steegje naast het Lerinckhuis, nu met de naam Agnietensteeg, heette in de middeleeuwen het Kleine Stegsken, Kleyne Straetjen, Lerinckstegsken, Raesfeltstegken en rond 1600 Rueterstegken.

Lees meer: Agnietensteeg

Apenstert

De naam Apenstert kwam van de zuidelijke hoektoren van de Nederste Bergh, dat was de westelijke waterpoort over de Berkel, met ernaast een trap. Die toren deed dienst als gevangenis. Daar tegenaan waren twee armenhuisjes gebouwd die achtereenvolgens van de families Stuerman, Bushof en Schimmelpenninck zijn geweest.

Lees meer: Apenstert

Barlheze

Barlheze

Het gaat hierbij om een zeer oude naam. Hees of Hese betekent: Bosjes van laag hout, struikgewas en een andere betekenis van heze was een lage oever. Het eerste element is minder duidelijk.

Lees meer: Barlheze

Beekstraat

Beekstraat/Waterpoort: Het achterste gedeelte van de Beekstraat langs de Berkel heet in de volksmond nog steeds De Komme. De stad had hier in de middeleeuwen tot elf kommen of looiersputten die werden verpacht aan looiers/schoenmakers.

Lees meer: Beekstraat

Beukerstraat

Als oudste vermelding voor de straat staat vermeld Platea Doleatorum [1372]. Dolium is Latijn voor ‘[wijn]vat’ en doliolum is ‘vaatje’. De straat was dus van de vatenmakers, vateninders of kuipers. Het middel-nederlandse woord voor kuiper was bodicker, en Bodikerstraat werd verbasterd tot Beukerstraat.

Lees meer: Beukerstraat

Broederenkerkhof

Het Broederenkerkhof ligt in het verlengde van de Korte Beukerstraat richting de Broederenkerk. Rond 1518 noemde men dit deel Monnickenstraat.

Kerkhoven vinden we tot de Napoleontische tijd rondom de kerken. 

In de middeleeuwen werden doden begraven in en rondom de kerk. Dicht bij het altaar, was een erg geliefde plek want zo was de dode het dichtst bij God. Deze plekken waren alleen voor de rijksten weggelegd. Bij de graven in de kerk hing vaak een stinkende lijkenlucht evenals in de omgeving. De uitdrukking een "stinke rijkerd" vindt hier haar oorsprong.

Meer inzicht in hygiëne zorgt er eind achttiende eeuw voor dat het begraven in de kerk niet meer verantwoord vond. Napoleon verbood in 1804 in Frankrijk al het begraven in de kerk, een paar jaar later werd dit ook in Nederland verboden. Ware het niet dat vele kerken zich niet aan die 'wet' hielden aangezien begraven toen ook al een lucratieve bezigheid was. 1813 werd dit officiële verbod weer ongedaan gemaakt maar niet voor lang. 1829 Stelt Koning Willem I het verbod alsnog in werking. Hygiëne en ruimtegebrek zorgden ervoor dat vanaf dan begraafplaatsen ontstonden buiten de stad

Broederenkerkplein

Op de plaats van de Broederenkerk, op de Hagen, stond het huis van de gravin van Gelre. Graaf en gravin hadden hun eigen huis-hofhouding. Een graaf was veel soms jaren weg. Het huishouden van de gravin had ook eigen inkomsten en uitgaven en een eigen rekening. Margaretha van Vlaanderen, tweede vrouw van Reinald I, betaalde in 1294 nog de kerkelijke belasting die op dit huis van de Hagen drukte aan het kapittel van de Walburgkerk: Item canonicis Sutphaniesibus ex pensione sua 26s. [schilling].

Lees meer: Broederenkerkplein

Dieserstraat

De naam Deserstraat wordt in de middeleeuwen maar één keer vermeld: een Weer [grondstuk-terrein] van Lubbert ter Molen in Deserstrait, [1434 Part. Chaters nr. 141]. Het gedeelte tussen het ‘stenen-bruggetje’ en de Halterstraat staat in 1478, 1518,1521,1536,1541 en 1546 vermeld als Dievesteghe, Diefsteeg of Dyeffstraete en de brug als Diefsbrug.

Lees meer: Dieserstraat

Halterstraat

Hallerstraat of Hallenstraat [Halterstraat op de Nieuwstad]: De term Nieuwstad voor de wijk werd voor zover bekend het eerst gebruikt in 1232 toen de heer van Bronkhorst de tienden van de weerden langs de IJssel pachtte tot aan de Nieuwstad.

Lees meer: Halterstraat

Heukestraat

De naam Heukestraat is net als Beukerstraat een verbastering. Oorspronkelijk Hadekinckstraat. Die naam is al bekend uit 1326. Zowel bij Empe als bij Lochem in de buurtschap Ampsen [1294] waren hoeven met de naam [Groot-en Klein] Hadekinck, een grafelijk leen. De eerste schout van Zutphen die met name bekend is heette Hatekinck scultetis [1207]. Hij was waarschijnlijk uit de familie Van Empe; zijn opvolgers waren Erembert van de familie; er volgde nog een Lubbert van Empe [1307].
De verbinding van de Markt naar de Heukestrat heette in de middeleeuwen Spekhuessteeg [1552] en Hoedenmakersstraatje [nu Schoenmakerstraatje]. Er is nog zo’n straatje, de Gasthuissteeg, geweest dat van de Markt recht tegenover de huidige Gasthuissteeg langs het archief uitkwam. Op de kaart van Van Deventer [1558] wordt het steegje al niet meer afgebeeld. Men had er al eerder boven de steeg gebouwd.
De Hadekinckstraat is vergelijkbaar met de Kolenstraat. Veel bewoners van de Markt hadden achter een schuur of een hof in de Hadekinckstraat, zelfs aan de oerkant tot aan de Spiegelstraat. De familie Kreynck bezat het [rechtse Chinese] pand aan de Markt op de hoek van de steeg tot en met het brede pand van verfhandel Wevers in de Spiegelstraat .
Op een hoek van de Hadekinckstraat woonde de eerste bekende Zutphense Van der Capellen [Gerloch, 1351]. Een voorganger Johan, niet aanwijsbaar bekend als Zutphenaar, had voordien al grote bedragen uitgeleend o.a. aan de bisschop van Utrecht. De familie kwam uit het Kleefse bij Wesel en leverde daar schepenen.

Komsteeg

In de middeleeuwen: Kommersteghe of Blindensthege [1406]. In het straatje stond een huisje voor blinden, die soms ook wel in het Oude Gasthuis op de Zaadmarkt zijn opgevangen. Het blindenhuis heette ook Huis van de armen in ’t Broeck. Dit huis viel weer onder de pastoor van de Nieuwstad.

Lees meer: Komsteeg