Walburgiskerk
Artikelindex
De Walburgis-kerk in Zutphen is een van de mooiste kerken van Nederland. Rond 1050 is men begonnen met de bouw van De kerk in haar huidige vorm. Er heeft daarvoor op dezelfde plek een andere kerk gestaan. Tweehonderd jaar later is hij grondig verbouwd, waarbij hij zijn huidige vorm en omvang bereikte.
Tot 1591 was de Walburgiskerk een collegiale of kapittelkerk en de oudste parochiekerk van Zutphen. Na de reformatie was het de hoofdkerk van de Hervormde Gemeente en in de afgelopen jaren van de Protestantse Gemeente Zutphen.
Rijksmonument
De huidige kerk is niet de eerste op deze plaats. Bij bouwkundig onderzoek in de jaren negentig van de vorige eeuw werden boven de gewelven van koor en transept restanten ontdekt van een grote Romaanse kerk. Dat was een kerk in de Utrechtse stijl. Ze leek veel op de St. Pieter, de St. Janskerk in Utrecht, de St. Lebuinuskerk in Deventer of de St. Martinus in Emmerik (Duitsland). Dit waren allemaal kerken gebouwd door de bisschop van Utrecht. Daarmee leverde dit onderzoek ook een antwoord op wie toch de opdrachtgever was geweest voor de St. Walburgiskerk: de graaf van Zutphen of de bisschop van Utrecht. Rond 1220 werd begonnen met de bouw van de huidige kerk.
Deze bestond uit het onderste deel van de toren, het middenschip, het transept en het hoogkoor. Aan het eind van de veertiende eeuw werd de kooromgang gebouwd met de Raadskapel. In 1446 brandde de toren voor de eerste keer af. In de tweede helft van de vijftiende eeuw werden eerst de huidige zijbeuken van het schip gebouwd en aan het einde van die eeuw de beide grote dwarskapellen. Rond 1500 volgde het Mariaportaal.
Klokkenluiden
Nu heeft de klokkenstoel een betonnen vloer. Er hangen daarboven vier grote klokken, genoemd naar de vier prinsessen. En sinds haar negenhonderdste verjaardag hangen er twee nieuwe klokken bij. Deze zijn geschonken aan de kerk door bewoners en bedrijven van de stad Zutphen en completteren het klokkengebeier dat over de stad galmt als ze worden geluid. We hebben een klokkenluidersgilde, dat iedere zaterdagavond om zes uur naar boven klimt om de zondag in te luiden. Iedereen, die om kwart voor zes zin heeft om de 100 treden omhoog te klimmen, mag mee aan de touwen hangen om hen daarbij te helpen.
Brand in de toren
In 1600 brandde de toren voor de tweede keer af. Tot dan toe had de toren een hoge spits. In 1663 - 1637 werd een torenbekroning in de vorm van de huidige peperbus op de toren gebouwd. In 1948 brandde de toren voor de tot nu toe laatste keer af. Van 1969 tot 1972 werd de toren in ere hersteld. De laatste grote restauratie van de kerk dateert van 1990 tot 1998. Op de hieronderstaande foto's ziet u in welke heftigheid de brand uitsloeg en hoe de brandweer haar best deed om deze te bestrijden.
(Foto's afkomstig Mara de Brouwer)
Hieronder de film Brand in de Walburgistoren, afkomstig uit de film Woelige Jaren, Zutphen in de periode 1940-1950 gemaakt door Odeon Studio.
Sint Walburgis
De kerk staat bekend als de St. Walburgiskerk, maar eigenlijk was het een Maria kerk. Maria was de patroonheilige van de stad en van de parochie. Vandaar dat de kerk een fraai Mariaportaal heeft en dat Maria in de koorsluiting staat afgebeeld. St. Walburgis was de patroonheilige van het kapittel dat in het koor zijn diensten deed. Zij was een Engelse non die van 711 tot 789 leefde. Een broer van haar was abt in een Duits klooster en een andere broer bracht het zelfs tot bisschop van Eichstätt. Zij werd de abdis van het klooster van haar broer na diens overlijden. Zij verrichtte veel wonderen en werd al snel na haar dood als heilige vereerd. Walburgis was in de elfde en twaalfde eeuw een populaire heilige. Haar verering werd met name bevorderd door de Utrechtse bisschop Burchard die in 1105 de Zutphense kerk na een brand herwijdde. Waarschijnlijk heeft hij toen het kapittel aan haar opgedragen. In deze periode werden er ook andere kerken aan St. Walburgis gewijd: bijv. Tiel (later verplaatst naar Arnhem) en in Groningen. St. Walburgis werd herbegraven in Eichstätt, wat nu een bedevaartplaats is geworden, omdat er jaarlijks dauwdruppels van haar kist vallen, die geneeskrachtige uitwerking zouden hebben op wie er in gelooft. Het kroontje op haar hoofd (naast de kerk staat haar beeld, duidt erop, dat sommige mensen menen dat zij van koninklijke bloede was. Het kroontje is in zekere zin ook praktisch, de duiven gaan niet op haar hoofd zitten. De kerk is bekend vanwege een grote hoeveelheid muur- en gewelfschilderingen. Deze dateren uit de vijftiende en zestiende eeuw. Ze werden in de negentiende eeuw overgewit, maar in 1912 bij een grote restauratie herontdekt en gedeeltelijk gerestaureerd en aangevuld. Van de oorspronkelijke rijke inventaris zijn nu nog de moeite waard de unieke veertiende-eeuwse kaarsenkroon in het koor, het zestiende-eeuwse doopvont (1527)en het zeventiende-eeuwse orgel, (1637-1643) gebouwd door de in zijn tijd zeer beroemde orgelbouwer Hans Henrick Baeder. Tenslotte heeft de kerk nog een grote hoeveelheid grafzerken uit de periode van de late vijftiende eeuw tot de vroege negentiende eeuw. Sinds 2003 is er sprake van verwering van de buitenmuren en zal een restauratie van muren en toren wederom moeten worden uitgevoerd. Indien u hier meer informatie over wilt kunt u het verslag van Henk Brummelman lezen. Naast de kerk bevindt zich de beroemde "Librije", de nog geheel in oude staat verkerende 'kettingbibliotheek' van de kanunniken uit de 16e eeuw. (1561-1564). De bibliotheek werd gesticht als dam tegen de Hervorming, die in die eeuw zienderogen terrein won.
Fons vitae - "Levensbron"
Dat de doopvont in de Zutphense Sint Walburgiskerk nog steeds redelijk intact is, is het gevolg van een goed ingrijpen door de kerkmeesters in 1597. De Spanjaarden roofden vee en burgers weg. Door de Spanjaarden een stuk kerkeland ter verpanding aan te bieden hebben bleef de vont gespaard als object voor roof. Dat neemt echter niet weg dat de vont later alsnog ontdaan werd van ornamenten en beeldjes.
De vont bestaat uit een op zes liggende leeuwen rustende geprofileerde voet die, via een ronde stam met vier tegen de schacht aangebrachte Evangelistenbeeldjes overgaat in een geprofileerd bekken.
Op het bekken rust het aan een smeedijzeren hefkraan opgehangen deksel met torenvormige bekroning die eindigt in een gedraaide knop, waarop een pelikaan als symbool van de goddelijke liefde. Het oudste schriftelijke gegeven over de vont levert het rondschrift op het deksel waarin de opdrachtgevers en de maker worden genoemd, die in 1527 de Walburgskerk met de vont verrijkten:
Wij kercmesteren Jan Aessack ende Franssen de Wit hebben doen maken binnen onsen levene dese metalen vonte verstaet wel dit als men screef vijftien hondert twintich en sueven te Meclen van mij gielies van Eijnde ghedaen en mijne loen dr af ontfaen".
Dank zij dit opschrift is in elk geval de naam van de maker bekend; van wie verder geen ander gesigneerd werkstuk voorhanden is. Pogingen om iets over Gielis van Eynde aan aan de weet te komen zijn tot op heden op niets uitgelopen. Ook de Belgische literatuur geeft geen nadere bijzonderheden. Gielis van Eynde blijft helaas in duister gehuld. Van de gietersfamilie heeft zijn zoon Jan bekendheid verworven. Zijn naam is verbonden aan het koperen traliewerk in een van de koorhekken van de Jacobikerk in Utrecht. Beide werkstukken van vader en zoon hebben gemeen dat bepaalde onderdelen typische renaissance vormen vertonen. Dit geldt bij de doopvont voor de verbindingsdelen tussen de buitenste fioelen en de steunberen rondom het paviljoen.
In dat gotische paviljoen staat een beeldgroep, voorstellend de doop in de Jordaan. Johannes de Doper maakt een loos doopgebaar en de engel houdt vergeefs het gewaad van de Gedoopte, want de Christusfiguur ontbreekt al sinds onheuglijke tijden. Ofschoon incompleet is het een plastische groep die teruggaat op een iconografisch cliché dat al bekend is van de mozaïeken in de vroeg-Christelijke baptisteria en van de oudste miniaturen van het Avondland. Rondom deze geschonden, door het ingewikkeld koperen bouwwerk aan het oog onttrokken hoofdgroep staan in twee kransen de kleine beeltenissen van de twaalf apostelen, door grijpgrage handen helaas ook niet meer op volle sterkte. Op de bovenste trans is nog plaats voor zes heiligenbeeldjes, waarvan er ook een is verdwenen en een ander verminkt. Gespaard zijn Agnes (met lam), Stephanus (met stenen op boek), een diaken en twee niet goed indentificeerbare beeldjes.
Tegen de stam van het grote bekken zijn vier evangelisten met hun attributen in ondiepe nissen geplaatst. De gegoten beeldjes hebben allen iets van een aandoenlijke naïviteit. De grote baretten op de kleine kopjes, de plomgeplooide gewaden leveren van die gemoedelijke beeldjes op als de pijpaarden figuurtjes uit de bakovens van de middeleeuwse devotionaliën-industrie. De apostelen zijn iconografisch iets minder direct herkenbaar en dat alles geeft wellicht aanleiding tot de karakteristiek "un peu alourdi" of zoals E. H. ter Kuile het uitdrukte: "De doopvont is een zeer kostelijk en monumentaal werk, maar het kan niet worden ontkend dat de geelgieter in de beelden weinig te bewonderen geeft". Smaak en appreciatie volgen golfbewegingen en het is uiteindelijk niet de criticus die het voor het zeggen, laat staan het laatste woord heeft. Een ding staat vast, de vont
heeft door de eeuwen heen veel bewondering gewekt, zoveel zelfs dat hij niet alleen in gips is afgegoten om als model te staan in het Rijksmuseum en zelfs in het Musée Cinquantenaire in Brussel, maar ook als een voorbeeld ter navolgingKER-WB-doopv_07is gekozen, niet voor een slaafse repliek maar als uitgangspunt voor een nieuwe schepping. Hoe anders zal een handvaardig en "intellectueel" in gotiek geschoolde, laat 19de-eeuwse geelgieter het oude thema weer opnemen en het -naar eigen zeggen -zelfs verbeteren. Dit laatste kan iedereen zelf beoordelen door de Werken te vergelijken.
*Bron:
"Een bron van inspiratie" De Doopvonten van Gielis van der Eynde en Jan Brom" door A.G. Schulte
Gewelfschilderingen
De bezoekers van de kerk zullen zonder uitzondering ook een blik op de gewelfschilderingen van de kerk werpen. De kleurrijke tekeningen van bloemmotieven, Christus, Vergilius (een sibelijns orakel) en een aantal bijzondere afbeeldingen van sybillen. Sybillen is een benaming voor vrouwen uit de klassieke oudheid, die geínspireerd door een godheid (vaak Apollo) in extase spontaan en ongevraagd de toekomst voorspelden. Zo treffen we de Tubertijnse, Erytreïsche en Samilische sybillen aan. Zij hebben alle een geschiderede vaandel naast zich met een tekst. De schilderingen zijn na een restauratie in 1906 tevoorschijn gekomen vanonder een in 1565 aangebrachte kalklaag. De gewelfschilderingen in het linker transept dateren uit 1492 en die uit het rechter uit 1499. In het koor zijn de schilderingen van iets later. Recentelijk hebben restaurateurs de kleuren op basis van uitgebreid onderzoek gereconstrueerd en hersteld. Als u dus de kerk bezoekt vergeet u dan zeker niet om ook de gewelven uitgebreid te bekijken.
(Bron: In de schaduw van profeten, Hans de Greeve)
"Librije-kettingbibliotheek in de Walburgiskerk Zutphen" De Librije was een openbare leeszaal die werd opgericht door twee kerkmeesters, Conrad Slindewater en Herman Berner. Uit archiefstukken blijkt dat een belangrijke doelstelling van de Librije was, de mensen voor het "ware" geloof te behouden door hen "goede" boeken te laten lezen. Conrad Slindewater, meende dat mensen door het lezen van de juiste boeken wel van hun dwalingen werden genezen en op het rechte pad zouden blijven.
Onder de bezoekers moet zich Jaromir hebben bevonden. De jonge monnik bezocht de Librije en werd er een nacht opgesloten. Volgens een dichterlijke vrijheid door toedoen van de duivel in de gedaante van een hond. De hellegeest wilde Jaromir straffen toen die een kippenboutje oppeuzelde. Wie dat niet gelooft, moet maar eens goed naar de pootafdruk van een hond in een plavuis van de bibliotheek kijken. Honden komen toch niet in zo'n gebouw, duivels wel, die kunnen door muren en deuren heen hun slachtoffer benaderen.
De Librije werd gebouwd naar het model van de boekenzalen van twee Zutphense middeleeuwse kloosters van 1561 tot 1564. Er was plaats voor driehonderd boeken. Echter voor de bouw begon moest eerst het daar aanwezige kerkhof worden geruimd. Arbeiders die het kerkhof moesten ruimen kregen brandewijn te drinken. Hiermee werd getracht hun zintuigen te onderdrukken om zo beter bestand te zijn tegen de vreselijke stank die uit de soms nog verse graven voortkwam. Slechts op een vijftal plaatsen elders in de wereld vindt u dergelijke kettingbibliotheken. De Zutphense Librije is een van de best bewaarde en mag dus uniek worden genoemd. Er bevinden zich 85 incunabelen (drukken gemaakt tussen 1450 en 1500, 1450 deed de boekdrukkunst zijn intrede), en 500 boeken uit de 16e eeuw.
De tekstverdeling op het blad links is kenmerkend voor die tijd, in het midden staat de hoofdtekst, er omheen staat een "beschrijving" van de hoofdtekst zodat deze goed zal worden begrepen. Daarnaast vindt men in de kantlijnen nog aantekeningen cq bevindingen van de lezers. De boeken
werden zonder kleur en plaatjes gedrukt en als ongebonden bladzijden te koop aangeboden, de koper (meestal kerkgenootschappen) moesten dus de boeken nog zelf inbinden. Ook de fraaie tekeningen werden later toegevoegd.
Als openbare leeszaal heeft de Librije 30 jaar gefunctioneerd. In de zeventiende en achttiende eeuw was het een particuliere bibliotheek voor predikanten en raadsleden. In de negentiende eeuw raakte de Librije in vergetelheid. Aan het eind van de negentiende eeuw werd de Librije herontdekt als een monument van wetenschap en geschiedenis. Sinds 1984 wordt zij beheerd door een beheerstichting: de Stichting Librije Walburgiskerk Zutphen
Zie ook de website: www.librije-zutphen.nl
In het koor direct zichtbaar bij binnenkomst hangt majestueus de eeuwenoude kaarsenkroon. Dit is niet haar oorspronkelijke plek en ook niet haar oorspronkelijke uiterlijk. De kroon heeft een hele geschiedenis achter zich. Niet alleen qua uiterlijke veranderingen maar ook wat functie en plaats in de kerk aangaat.
Luchter, grafkroon, kerkkroon, lichtkroon, en meest recentelijk kaarsenkroon, zijn namen waaronder de kroon in de loop der eeuwen bekend stond.
Ze werd (vermoedelijk) rond 1400 opgehangen bij het cerntrale altaar op het laagkoor, het Heilig Kruisaltaar. Een periode waarin de kerk nog in gebruik was voor de katholieke eredienst. Na 1591 ging de kerk over in protestantse handen en verloor de kroon haar lithurgische functie.
De twee graftambes van het huis Gelre stonden dicht bij de kroon. Alhoewel er geen relatie tussen beide was werd de kroon toch vaak in één adem met de graftombes genoemd. Deze combinatie leverde nog een groot gevaar voor haar bestaan op toe in 1795 de Zutphese bevolking alles wat naar adel riekte in de kerk trachtte uit te bannen. Herenbanken, wapens in grafstenen, grafmonumenten en de tombes van Gelre werden zo goed al mogelijk uitgewist. De kroon bleef gelukkig ongemoeid.
De kroon bestaat uit drie lagen en is opgebouwd uit platte staven en stangen van smeedijzer, die met elkaar zijn verbonden door midel van pen-en-gatverbindingen. De twaalfhoekige onderrond heeft een middellijn van 2,5 meter en de hoogte van het geheel bedraagt 2,37 m. Het ijzer waaruit de Walburgiskroon is gesmeed bevat een heel hoog koolstof- en fosforgehalte wat betekent dat het héél oud ijzer is en stamt uit een periode waaruit weing smeedwerk meer is overgebleven.
Slecht onderhoud en modernisering:
Had de kaarsenkroon een aanval van de Zutphense bevolking overleefd toe kwam echter verval door slecht onderhoud. De kroon werd in de Zuiderkapel opgehangen en de verf begon te bladderen. De sierkettingen rond de ophangketting waren verdwenen. De roest deed verder haar werk.
In 1856 ondergaat de kroon een modernisering. en opknapbeurt. De kaarsenhouders worden vervangen door petroleumlampen, die in 1867 alweer worden vervangen door gaslampen. Een deel van het binnenwerk van de kroon wordt verwijderd om plaats te maken voor een gaspijp. Als kort daarna elektra mogelijk in opkomst is wordt dit niet toegepast op de kroon. Vanaf 1906/1907 is de kroon onverlicht.Na de Tweede Wereldoorlog is het besef ontstaan dat de Walburgiskerk een unieke kroon bezit die haar weerga in Europa niet kent. De op dat moment weer hevig verroeste kroon wordt voor een 'restauratiebeurt' door de edelsmeden van de firma Brom onder handen genomen. Monumentenzorg wordt erbij betrokken en de smeden gaan aan de slag maar mogen ondanks hun protest de laatste oude verfresten niet redden. Hij wordt blank geschuurd en zo verdwijnen de oude sporen van rood, groen, wit, de vleeskleur inkarnaat en haar goudsporen.
Oorspronkelijk uiterlijk:
Er zijn geen documenten uit de begintijd van de kaarsenkroon gevonden, echter de figuratiefries in de onderrand geven enig houvast wat de datering aangaat. De twaalf zijden worden met elkaar verbonden door middel van slanke hoektorentjes. De kroon is bedenkt met gebladerte en daartussen bevinden zich een dertigtal vosjes. De onderrand bevat 24 kaarsenhouders, de middenkroon bevat er nog eens twaalf.
In 1792 heeft kunstenaar Weijer een totaaltekening gemaakt en in 1857 wordt de figurenrand apart getekend. Hier let de de tekenaar echter niet goed op de kleding van de afgebeelde persnages en ook een muurdeel ziet hij over het hoofd. Het uiterlijk wordt beschreven en men herkent jachttaferelen, beelden uit de ridderlijke wereld en vraagt zich af wat eenhooorns in de rand doen. Verder wordt sindsdien aangenomen dat de kroon één deel van de figurenfries heeft verloren. Van veel bladornamenten die de kroon oorspronkelijk bedekten zijn stukken afgebroken. Het bodemrooster bevat gaten die zijn aangebracht in de 19e eeuw om de gaslampen te monteren. In de onderrand zien we een aantal lege plaatsen en in de letterfries naast Maria is een gat te zien. de onderrand is twaalhoekig en op de hoeken staan 'poorttorentjes'; onderaan zijn de namen van Jezus, Maria en apostelen aangebracht; daarboven is een fries te zien met eenhoorns, burchten, jachtscènes, reidand en dieren; de figurenfries was oorspronkelijk polychroon en de rest van de kroon was verguld; op de onderkroon staan vierentwintig, onlangs vernieuwde kaarsenhouders; de kroon is bedekt met
bladornamenten; tussen de bladeren bevinden zich dertig vossen; onderin bevindt zich een roosterin de vorm van een roosvenster, waarop oorspronkelijk een versiering was aangebracht die op een boeket bloemen leek;de ophanging is veranderd.
Jeruzalemluchter:
Onderzoek door Aartje Bos -Oskam heeft er toe geleid dat aan de lange rij met namen een nieuwe benaming kunnen toevoegen;
"Jeruzalemluchter", deze vertelt ons de verhalen van de lijdende eenhoorn, van de zoektocht van de valkenier en van de bruidegom en de bruid. Deze eeuwenoude christelijke symbolieklaat ons zelfs zien welek weg pelgrims van de aarde naar het hemelse jeruzalem zal leiden.
Zo hangt in de kloosterkerk van het Duitse Gross Comburg een zeldzaam complete Jeruzalemluchter uit 1104/1139, die iets uitbeeld van najagen en strijden. Deze luchter is eveneens opgebouwd uit twaalf kanten aan elkaar verbonden met torens op de hoekverbindingen. Elke zijde weer voorzien van 4 kaarsen (36 in totaal) net als de luchter in de Walburgiskerk.
Jeruzalemluchters hebben een aantal vaste kenmerken. Ze hebben de vorm van een kroon (tiara) en is gebaseerd op een twaalfhoek. (het Hemelse Jeruzalem was hier eveneens op gebaseerd). Als fundament werden de namen van de twaalf apostelen aangebracht.
Zo is na eeuwen van anders denken de 'Grafkroon' in een compleet ander daglicht komen te staan en kunnen we eindelijk de waarheid omtrent haar symboliek beter begrijpen.
Bron: De Kaarsenkroon van de Sint Walburgiskerk, door Aartje Bos-Oskam