Huisvesting van de rechtbank

Op 16 juni 1879, dringt de toenmalige president van de rechtbank, Mr. B.A.Roelvink, er in een brief aan de minister van justitie op aan het ‘regtsgebouw’ en het daaraan verbonden ‘huis van arrest’ te doen verbeteren. In die dagen waren de rechtbank, het kantongerecht en het huis van arrest nog gehuisvest in het raadhuis van de gemeente Zutphen aan het ’s Gravenhof en de Lange Hofstraat. Ook de cipier woonde daar.
In 1885 schreef Mr. Roelvink weer een brief aan de minister.

Hij had bovendien een nieuw argument, namelijk de aanstaande invoering van het nieuwe Wetboek van Strafrecht. Hierdoor zou immers de bevoegdheid van de rechtbanken worden uitgebreid tot alle misdrijven, ook de zwaarste, zoals moord en doodslag, die tot dan toe in eerste instantie door de gerechtshoven werden behandeld.
Ook van de kant van de gemeente Zutphen werd actie ondernomen, want in het stadhuis ondervond men een toenemend gebrek aan ruimte. Er was het gemeentebestuur derhalve veel aan gelegen de rechtbank, het kantongerecht en de gevangenis elders onder te brengen.
Uit de plattegrond blijkt hoe het stadhuis in die dagen was ingedeeld en welke ruimten bij Justitie in gebruik waren.
Toen deed zich, nog vrij onverwacht, voor de gemeente een mooie gelegenheid voor om haar doel te bereiken. De Minister van Justitie wilde in Zutphen een nieuwe cellulaire gevangenis laten bouwen en hij zocht hiervoor een geschikte locatie. De gemeente stelde aan het Rijk een grondruil voor: zij zou het gerecht en het huis van arrest aan het ’s Gravenhof in eigendom verkrijgen en daarvoor de grond voor de nieuwe rechtbank en het huis van bewaring aan het Rijk overdragen.

De nieuwe rechtbank was als het ware om de imposante audiëntiezaal gebouwd, die zo hoog was als twee verdiepingen. Het souterrain was tot ruim boven het grondoppervlak opgebouwd zodat het gebouw betreden moest worden via een trap, die binnen het gebouw was aangebracht.
Een aantal jaren na de ingebruikname van het nieuwe gerechtsgebouw ontstond er toch weer gebrek aan ruimte, wellicht mede omdat sinds 1906 ook de Raad van Beroep er zitting was gaan houden. De in 1889 benoemde conciërge moest zijn dienstwoning verlaten. In later jaren werd opnieuw een woning voor de conciërge in het gerechtsgebouw ingericht, maar tegen het eind van de jaren zestig werden deze ruimten toch weer opgeëist voor inrichting van een kantine met keuken en andere doeleinden.

Het Gerechtsgebouw in Zutphen werd in 1889 in gebruik genomen. Het gebouw is een ontwerp van ‘Justitiebouwmeester’ W.C. Metzelaar. Samen met zijn vader ontwierp hij in de periode 1825 tot 1890 een groot aantal gerechtsgebouwen en gevangenissen. Zo zijn het Gerechtsgebouw van de Noordsingel in Rotterdam, het Poortgebouw in Scheveningen en de koepelgevangenissen in Breda, Haarlem en Arnhem ook van hun hand. De rechtbank in Zutphen was overigens het eerste grote project dat Metzelaar jr zelfstandig uitvoerde. De rechtbank bestond uit één grote zaal in het midden van het gebouw met een aantal vertrekken eromheen, een concept dat voor allerlei gebouwen werd ingezet. Zoals vaker voorkwam in die tijd stond achter de rechtbank een Huis van Bewaring. Het Gerechtsgebouw heeft niet de status van Rijksmonument, het wordt evenwel door de Rijksgebouwendienst als ‘monument’ behandeld. (Bron: Rijnboudt van der Vossen architectuur)

Ook het kantongerecht moest tenslotte het veld ruimen. In juni 1942 verhuisde het naar de binnenstad, naar het pand Zaadmarkt 88, waar tot voor kort het museum Henriëtte Polak gevestigd was. Toen het kantongerecht daar zelf ruimtegebrek kreeg werd overwogen het te vestigen in het monumentale huis ‘De Proostdij’ in de gelijknamige steeg.
Vele jaren hadden hier de bekende Zutphense advocaten Sölner, eerst de vader, toen de zoon, gewoond, die zich via een eigen bruggetje over de achter hun tuin lopende gracht naar de rechtbank plachten te begeven.
Tegen het eind van de jaren vijftig werd het toen zeventig jaar oude gerechtsgebouw ingrijpend verbouwd en aanzienlijk vergroot. Na een herindeling werden in de jaren 1957-1959 aan weerszijden van het gebouw twee vleugels van twee verdiepingen aangebouwd. Op de voor- en achterzijde van het oude gebouw werden eveneens verdiepingen aangebracht, verbonden door twee gangen aan weerszijden van de grote audiëntiezaal. De trap naar de hoofdingang, die binnen het gebouw lag, werd naar buiten gehaald, waartoe een nieuw bordes tegen het gebouw werd aangebracht. In verband met het nieuwe bordes vond er wederom een kleine grondruil plaats tussen rijk en gemeente: het Rijk kreeg de grond onder het bordes in eigendom en stond daarvoor de stroken grond voor het gebouw aan de gemeente Zutphen af.
Ondanks de belangrijke uitbreiding van het gerechtsgebouw bleek reeds na betrekkelijk korte tijd, dat de beschikbare ruimte niet voldoende was om alle justitiële diensten behoorlijk te huisvesten. In 1982 verhuisde het parket naar het pand Groenmarkt 19, het vroegere kantoor van de Zutphense uitgeverij Thieme & Cie. In september 1986 moest ook het kantongerecht, ten tweede male, het veld ruimen. Kantonrechters en griffie vonden onderdak in een herenhuis aan de Nieuwstad 79. In 1989 is wederom een verbouwing tot stand gekomen. Ditmaal werd het souterrain, dat hoofdzakelijk tot opslag- en archiefruimte en een betrekkelijk schamel onderdak voor de parketpolitie diende, geheel gerenoveerd.

Het nieuwe Gerechtsgebouw in Zutphen maakt deel uit van het JR 120-project, het huisvestingsprogramma voor het justitieel apparaat. Met JR 120, ontwikkeld door Justitie [de J] en de Rijksgebouwendienst [de R] stelt het Rijk jaarlijks 120 miljoen gulden beschikbaar voor de huisvesting van negentien Gerechten Eerste Aanleg [GEA] en voor de realisatie van een aantal penitentiaire inrichtingen. De regering besloot in 1989 de huisvesting van het justitieel apparaat grondig aan te pakken. De belangrijkste aanleiding hiervoor was de reorganisatie van de rechterlijke macht, waarbij verschillende vormen van ‘rechtspraak in eerste aanleg’ zullen worden samengevoegd. Deze reorganisatie hangt nauw samen met de enorme groei van het werk van de rechterlijke macht. De rechterlijke organisatie van ons land moest in korte tijd moderner, veiliger en doelmatiger gehuisvest worden.
Na bestudering van een aantal opties in de stad, heeft men tenslotte gekozen voor sloop van het Huis van Bewaring, waarmee ruimte ontstond voor een grote uitbreiding van het bestaande gebouw. De architectonische kwaliteit van dit gebouw gaf uiteindelijk de doorslag. Het gebouw werd ingrijpend gerenoveerd en is daarmee als gerechtsgebouw behouden.

Met de sloop van het Huis van Bewaring kwam ongeveer een hectare terrein vrij. Voor het uiteindelijk ontwerp waren de spelregels van het beschermd stadsgezicht – en daarmee de hoogtebeperking – en de bestaande monumentale boomgroepen doorslaggevende randvoorwaarden.
De nieuwbouw staat op het Slijkbolwerk, één van de oorspronkelijke bolwerken van de verdedigde stad. In de afgelopen decennia was de oeverlijn langzaam verzand en zijn de scherpe contouren van het bolwerk verloren gegaan. De onderwaterbodem rond het terrein was daarbij nogal vervuild. Rond het terrein is een damwand aangebracht, waarna de vervuilde grond is afgevoerd naar een daarvoor bestemd depot. Dit gebeurde in nauwe samenwerking met de gemeente. Met deze operatie zijn tegelijkertijd de uit grondig onderzoek gebleken contouren van het bolwerk grotendeels hersteld. De inpassing in het stadsgezicht is zeer bepalend geweest voor het ontwerp. Door het gebouw gedeeltelijk verdiept aan te leggen, komt de nieuwbouw niet boven het bestaande gerechtsgebouw uit. Alleen de toren met de liften, trappen en technische ruimte verheft zich boven de belendingen. De toren vormt het middelpunt van de compositie en het gehele ensemble wil zich verbinden met het silhouet van Zutphen waarin gemetselde torens en wit gestukadrde huizen de boventoon voerenrde huizen de boventoon voeren.
De belangrijkste milieuverdienste van de uitbreidingsplannen is het handhaven van het bestaande gebouw. De locatie ligt gunstig ten opzichte van het openbaar vervoer en de stedelijke voorzieningen en draagt zo bij aan de beperking van de automobiliteit. Bij het ontwerpen van de nieuwbouw en de verbouw zijn de milieurichtlijnen van de Rijksgebouwendienst aangehouden. Verder zijn bijna alle bomen op het terrein gehandhaafd. Net als het bestaande gerechtsgebouw zijn deze als een monument behandeld.
De inrichting van het terrein en het bolwerk was in handen van de landschapsarchitect Richard Koek van CH & Partners. Tussen de waterrand en de nieuwbouw is een is een tuingedeelte ingericht met natte en droge beplanting, waar een voetpad doorheen voert. In dit gedeelte is ook een belangrijke rol weggelegd voor een rijk assortiment aan ‘nieuwe’, al behoorlijk volwassen bomen. Hierdoor presenteert het terrein zich aan de Vispoortgracht als een door bomen beschaduwd gebouwencomplex. Vanaf een houten plateau aan de oostzijde van de nieuwbouw, dat boven het water ‘zweeft’, is een ver uitzicht over het water mogelijk. De stilste plek bevindt zich tussen de nieuwbouw en de bestaande bouw. Daar is een binnentuin die uitloopt naar de monumentale boompartij ten westen van het bestaande gebouw.

Bron Tentoonstelling Justietiestad en Architectenburo Rijnboutt

Vergelijkbare berichten

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *