Middeleeuwen: In het jaar 1190 verleende Otto I, graaf van Gelre en Zutphen, aan Zutphen het stadsrecht. Het betreffende handvest of ‘stadsbrief’ bevindt zich in het gemeentearchief van Zutphen. Op grond van dat handvest werd een schepenbank ingesteld, die enerzijds belast was met het stadsbestuur, en anderzijds met rechtspleging in geschillen tussen burgers van Zutphen. De schepenbank bestond uit twaalf schepenen. Op elke donderdag -sinds eeuwen de marktdag van Zutphen- deden twee schepenrechters onder klokgelui en in een openbare zitting uitspraak in geschillen die aan hen waren voorgelegd.
Deze zittingen hadden plaats in wat nu de ‘Burgerzaal’ van het stadhuis te Zutphen is. De benoeming van de schepenrechters gold voor een periode van twee maanden, waardoor alle schepenen in een jaar korte tijd als rechter fungeerden. Het in Zutphen geldende recht was vastgelegd in zogenaamde keuren; deze keuren werden gebundeld in keurboeken. De keuren en andere burger-rechten en -plichten waren alleen van toepassing op de burgers van de stad Zutphen. Later kregen naast Zutphen ook andere Gelderse plaatsen, waaronder Harderwijk, Arnhem en het nu Duitse Emmerik stadsrechten, die op Zutphen geënt waren. De schepenen van deze dochtersteden van Zutphen dienden recht te spreken volgens het Zutphens model. Waren de zaken die aan hen werden voorgelegd te moeilijk, dan dienden de schepenen van deze dochtersteden naar Zutphen ’ter hofvaart’ te gaan om het oordeel van de Zutphense schepenen te vragen. Geen sinecure, omdat de schepenen uit de dochtersteden daarbij een schriftelijke verklaring dienden te overleggen dat zij niet wijs genoeg waren om de zaak zelf te beslissen.
16e eeuw en later De belangrijke functie van Zutphen als stad van regionale rechtspleging verminderde met de oprichting door Karel V van het gerechtshof te Arnhem in de 16e eeuw, dat veel zaken beslechtte die voordien door de stedelijke schepenrechters werden beslist. Na de Spaanse overheersing en het daaruit voortvloeiende centralisme verbeterde de positie van Zutphen weer. Zutphen werd de hoofdstad van de Graafschap en de Zutphense schepenrechters werden weer geregeld ingeschakeld om recht te spreken in geschillen tussen burgers in andere Gelderse steden.
Door de Franse overheersing veranderde de rechterlijke organisatie en de wijze van rechtspleging in Nederland aanzienlijk. In plaats van stadsrecht golden sindsdien wetten, die voor het hele land golden. De schepenbanken werden vervangen door rechtbanken van eerste aanleg, die recht moesten spreken in het gehele gebied (het Franse woord ‘arrondissement’ werd toen geïntroduceerd) dat onder de bevoegdheid van die rechtbank viel.
Het arrondissement Zutphen strekte zich toen uit over vrijwel geheel Oost Gelderland en was weer onderverdeeld in 14 kantons, waar kantonrechters belast waren met de rechtspraak in de eenvoudiger zaken.
19e eeuw en later
Na de periode van inlijving in het Franse keizerrijk herkreeg Nederland in 1813 haar onafhankelijkheid en werd toen onder koning Willem I deel van het Koninkrijk der Nederlanden. Maar het duurde nog tot 1838 voordat de toen nog steeds Franse wetgeving grotendeels werd vervangen door Nederlandse wetboeken. Het Wetboek van Strafrecht werd pas in 1886 ingevoerd.
De rechtbank in eerste aanleg bleef voor Zutphen behouden, maar heette voortaan arrondissementsrechtbank der derde klasse. Verder veranderde er voor Zutphen niet veel: de bezetting bleef bestaan uit een president, drie rechters en een griffier. In 1877 heeft het erom gespannen of de rechtbank voor Zutphen behouden bleef. In het kader van de vermindering van het aantal gerechten van 34 naar 23 gingen er stemmen op om de Zutphense rechtbank op te heffen ten gunste van die in Deventer. Zakelijke argumenten gaven in de Tweede Kamer echter de doorslag: zo had Zutphen meer inwoners dan Deventer en had de Zutphense rechtbank de voorgaande twintig jaren aanzienlijk meer beschikkingen gemaakt en vonnissen uitgesproken dan de rechtbank te Deventer. Tegelijkertijd werd in dat jaar ook het rechtsgebied van de rechtbanken opnieuw vastgesteld: Zutphen kreeg de kantons Zutphen, Apeldoorn, Groenlo en Deventer.
20e eeuw en laterTijdens de Duitse bezetting in de Tweede Wereldoorlog werden de rechts-gebieden gelijk getrokken met de provinciegrenzen en viel Deventer onder Zwolle, in ruil waarvoor Harderwijk tot het rechtsgebied van Zutphen ging behoren. Na de Tweede Wereldoorlog werd dit weer ongedaan gemaakt.
Met ingang van 1994 werden als gevolg van de nieuwe Politiewet de rechtsgebieden opnieuw vastgesteld. Het Kanton Deventer werd overgeheveld naar de rechtbank Zwolle. De kantons Harderwijk en Terborg werden toegevoegd aan het gebied van de rechtbank Zutphen. In geografisch opzicht behoort Zutphen daardoor tot de grootste arrondissementen van het land. Haar grondgebied strekt zich uit van Putten tot Winterswijk en van Hattem tot ’s Heerenberg en telt circa 750.000 inwoners.