Aanleiding tot de bouw

Aanleiding van de bouw waren de Gelders-Bourgondische oorlogen in de vijftiende eeuw. Gelre en Zutphen waren voor de Bourgondische hertogen echter moeilijk in handen te krijgen. De Bourgondiërs streefden er al een eeuw naar om vanuit hun thuisland, alle Nederlandse gebieden tot aan de Waddenzee te veroveren. Gelre en Zutphen waren de laatste, moeilijk te veroveren gewesten die ze wilden inlijven.

Tweede dreigend element

Een tweede dreigend element was het conflict dat zich afspeelde tussen de Hertog van Gelre, Arnold van Egmond, en zijn zoon, Adolf van Egmond, (ook zijn erfopvolger) was voor Zutphen reden om zich extra te verdedigen tegen een te verwachten oorlog. Dit was dan ook aanleiding om een verdedigingstoren, voorzien van kanonnen, te bouwen die haven en stad beschermde tegen indringers. Zutphen bouwde deze toren die de naam Bourgonjetoren meekreeg.

Adolf zocht tijdens dit conflict hulp bij Filips de Goede (Philips van Bourgondië). Arnold werd afgezet en gevangen genomen. Echter de opvolger van Filips de Goede, Karel de Stoute, nam het weer op voor Hertog Arnold, die weer werd bevrijd en wederom aan de macht gebracht. Karel viel in 1471 het Hertogdom binnen en nu werd Adolf gevangen gezet. Arnold verpandde Gelre en Zutphen voor driehonderdduizend goudguldens aan Karel de Stoute.

Bourgondische uitbreidingen
Karel V

Bollekensveer

Voor 1406 zijn er al drie veerplaatsen bij Zutphen. Eén daarvan was het Bollekensveer, vernoemd naar Henricus Bolleken (of Bulken), de in 1348, in de Waterstaat wonende schepen van Zutphen. Een veer dat er al in 1349, zelfs voor de doorgraving van het Helbergen lag. ‘Een nederste verstat’, bij de Bollekensstege. Het Bollekensveer, vertrok vanaf de Veerpoort (veertoren), om vanaf daar te kunnen worden overgezet naar de Overmars. De Veerpoort werd afgebroken om plaats te maken voor de nieuwbouw van wat we nu als Bourgondische toren kennen. Tijdens deze werkzaamheden, afbraak en nieuwbouw moest de stad wel beschermd blijven tegen indringers en daarom en werd er een waakhuis  opgetrokken. Een geplande manoeuvre waarbij grote delen van de afgebroken toren werden ingezet bij de “nieuwbouw”.

Van het Helbergse veer, daarvan is bekend dat de veerman in o.a. 1371/72 jaarlijks een vergoeding kreeg voor het overzetten van de melkmeisjes naar de stadsweiden die Zutphen sinds de doorgraving van 1357 op het Helbergen had. (volgens de oudst bewaarde rekeningen).

Overrentmeestersrekeningen

In die onrustige periode koos het stadsbestuur van Zutphen dus eieren voor haar geld en besloot dat verdediging de beste optie was om zich tegen de Bourgondiërs te verdedigen. Uit oude Overrentmeesterrekeningen blijkt dat de toren in 1457 werd gebouwd. De vroegere benaming was ‘den nijen toern Borgonien’. De bouw gebeurde op de plek net buiten de toen bestaande Veerpoort die in hetzelfde jaar werd afgebroken. De toren is daarmee het jongste stuk verdediging van de stad. De toren is twaalf meter hoog en heeft muren van wel vier meter dik.

Bourgonjetoren t.b.v. maquette Constant Willems

Op de rekeningen werd vermeld: “elzen palen, bestemd ‘totten gruntwerc vanden rondeel van de nijen toern”. Op dezelfde stadsrekeningen was sprake van koeienhuiden. In diverse publicaties valt te lezen dat deze huiden als onderdeel van de fundering hebben gediend. Dit is echter niet waar. Daar er aan de rand van het rivierduin aan de oever van de IJssel werd gebouwd, was het wegpompen van overtollig water een noodzaak. De koeienhuiden hebben hier ook een functie gehad, namelijk als hele grote “hoosemmers”, leren zakken dus.

Men was dag en nacht bezig met hozen om de bouwgrond droog te houden.  daarna moest men ‘paelen stoten’ wat middeleeuws is voor heien. In totaal werden er 750 grote stammen van elzenhout en 130 kleine palen in de drassige grond geslagen. Op de fundering van elzenhout kwam een basis van 644 voet bentheimer steen. Twee veldovens langs de IJssel waren continu bezig met het bakken van de bakstenen van rivierklei want de toren moest binnen een jaar klaar zijn. Alhoewel voor deze bewering geen bewijs is maar het zou een logische redenering zijn in verband met de beveiliging van de stad die geen hiaten mocht vertonen.

Je moet niet onderschatten hoe er vroeger gebouwd werd. Het was bijna allemaal mankracht de mannen namen de stenen op hun schouder en sjouwden die naar boven. De mensen waren snel versleten. In totaal werden er 290.300 nieuwe stenen in de toren verwerkt en daar kwam ook nog een aantal oude schoon gebikte stenen van de veerpoort bij. De bouw van de toren moet vast het gesprek van de dag zijn geweest er waren zoveel mensen aan het werk.

Metselaars, lid van het Steenhouwersgilde
Kloostermoppen, gemiddeld 28,5 x 13,5 x 8,5 cm is
(met een vrij brede voeg wordt dit 30,0 x 15,0 x10,0 cm)

De muren werden gemetseld tot ze bijna 4 meter dik waren. De dikke muren vormen samen met de brede gracht die om de toren heeft gelegen een goede verdediging van de toren zelf. Op de benedenverdieping kwamen 3 inhammen met schietgaten, op de eerste verdieping kwamen 5 nissen ervaren dus 8 schietgaten. Achter deze gaten stonden kanonnen die gezamenlijk een schootsveld van 180 graden hadden. De inhammen waren voorzien van stevige metalen ringen. Het kanon werd aan beide zijden aan deze ringen vastgemaakt, om zo de terugslag tijdens het afschieten op te vangen.

Inham met schietgat in de 4 m. dikke muur van de Bourgonjetoren

Drakenveldersteen voor de ‘bussengaete’.

De kanonnen in de toren hadden een klein kaliber daar de openingen in buitenmuur slechts 22 cm. groot zijn. In overrentmeestersrekeningen in het stadsarchief trof Constant Willems, de aankoop aan van kanonnen die onder de naam ‘Slang’ aan Deze waren in Arnhem besteld. De ‘Slang’ paste inderdaad in de toren en de diameter was perfect.
De aankoop van deze steensoorten is op de rekeningen terug te vinden. 664 Voet Bentheimersteen voor de toren, en een niet gespecificeerde hoeveelheid Drakenveldersteen voor de ‘bussengaete’.

Schietgat

Doordat de gracht, die voor de toren en de muur liep gedempt is, zijn de mondingen van de onderste schietgaten uitwendig niet meer zichtbaar. De toren heeft (had) een open keel en had naar alle waarschijnlijkheid een dak van riet of van hei. Bovendien is bij nauwkeurig onderzoek in het metselwerk aan te tonen dat het huidige gewelf een latere toevoeging is. Het dak van hei zal hoogstwaarschijnlijk aan de onderkanten ventilatiegaten hebben gehad. Deze open keel was van levensbelang voor de kanonniers.

De stadsmuur naast de toren

In de 13e -eeuwse, ooit waterkerende muur, zijn vertanding, schietgaten en kanteelopeningen te zien. De stadsmuur bij de toren is echt middeleeuws. Het is het oudste stuk stadsmuur van de stad. Fundering gaat hier zeker vijf meter diep de grond in. De oorspronkelijke muur was lager gebouwd (5 meter). Je kan dat zien aan de schietgaten onderin en de latere opbouw van een stuk muur bij de kantelen, halverwege de muur. 200 jaar later verhoogde men deze muur tot het huidige niveau waarmee deze aansloot op de Veerpoort die daar voor de Bourgonjetoren stond.

Het grootste kanon

Alsof het niet genoeg was werd er ook een bijzonder groot kanon aangeschaft bij Henrick Wrengers, geschutsmaker te Xanten, Duitsland. Eén van de grootste kanonnen uit die tijd, geleverd met één kogel. Eenmaal geplaatst moest er uiteraard een proefschot komen. Zo gezegd zo gedaan……

Proefschot

Na het proefschot zat men zonder kogels, werden er restanten natuursteen bij de kerkmeester van de Walburgiskerk gekocht waar de steenhouwer nieuwe kogels kon hakken.

Feestelijk gebeuren

Een feestelijk proefschot en daar bleef het bij. ‘Vort doe die busse hier geschoten was verdroncken int wiinhues mitten bussenmeister 14 quarten, die quart 5 kromstert’. Er werd dus veertien kwart liter, (1 kwart is 1,38 l.) wijn gedronken die per kwart een kromstert kostte. Een muntje waarop de staart van een leeuw was afgebeeld, ook wel klimmer genoemd. Vervolgens werd er nog een etentje georganiseerd voor de schutters die het kanon zouden gaan beheren, alle medewerkenden en uiteraard voor de schepenen. ‘Betaelt in der herbergen to Jan Ratingen hues (Barlheze) 61 maeltiden. Elke maeltijd 3 kromstert ende 27 ½ kromstert vor ende na tusschentijde van beveel der schepenen maket toe samen 26 Lb. 17 s. 11d.’

Karel de Stoute

Voor zover bekend is dat kanon echter nooit bij oorlogshandelingen gebruikt. Toen de Bourgondische hertog Karel de Stoute in 1473 Gelre veroverde was de strijd al beslist voordat zijn troepen bij Zutphen waren. Karel de Stoute was echter wel onder de indruk van het kanon en nam het in beslag.

Dit kanon zou volgens overlevering bovenop de toren hebben gestaan. Het enige schot dat er ooit mee is gelost zou het feestelijke inwijdingsschot geweest zijn. Het stadsbestuur zou dit schot hebben gevierd waarbij de wijn vrolijk vloeide. Het kanon zou zijn geleverd met een mal om de gietijzeren kogels te gieten.

Onwaarheden

In dit verhaal zitten een aantal onwaarheden.
Constant Willems deed onderzoek naar de waarheid omtrent “Het Kanon” en zijn conclusies treft u hier aan.

Vergelijkbare berichten