De 16e eeuw bracht moeilijke tijden voor Zutphen door de opkomst van andere steden en de Tachtigjarige Oorlog met de Spanjaarden. Na de roerige Gelderse oorlogen in de eerste decennia van de 16e eeuw werden de vestingwerken van Zutphen gemoderniseerd. Toch mocht dit niet baten. In juni 1572 nam graaf Willem van den Berg, zwager van Willem van Oranje, Zutphen in en verdreef de Spanjaarden, die op 17 november 1572 de stad onder Don Frederik, de zoon van de hertog van Alva, terug namen en honderden inwoners executeerden. Dit staat bekend als het bloedbad van Zutphen.

 

Als gevolg van het Eeuwig Edict (1577) verlieten de Spanjaarden de stad, maar het katholieke stadsbestuur bleef aan. De hervormden smokkelden een prediker binnen en stookten de anti-Spaanse gevoelens bij de bevolking op. In de zomer van 1579 grepen de protestanten de macht met behulp van een Staats legertje, en zetten de roomse bestuurders af, die nog wel de stad mochten verlaten. Zutphen bevestigde de op 23 januari gedane ondertekening van de Unie van Utrecht, waartegen de Zutphenaren oorspronkelijk nog hadden geprotesteerd.

Door verraad kwam Zutphen op 21 september 1583 opnieuw in handen van de Spanjaarden. Filips van Hohenlohe-Neuenstein sloeg het beleg voor Zutphen in 1584, maar de Keulse versterkingen werden verslagen in de slag bij Terborg waardoor de belegering moest worden opgegeven.

In 1586 werd Zutphen opnieuw belegerd door de Staatsen. Toen Spaanse troepen de stad wilden bevoorraden vond de Slag bij Warnsveld (ook wel slag bij Zutphen genoemd, vooral in het buitenland) plaats tussen hen en Engelse soldaten in Staatse dienst. De slag ging aan de Spanjaarden, niet in de laatste plaats vanwege het belabberde militaire leiderschap van Dudley, wiens officieren William Stanley en Rowland York overigens een dubieuze rol speelden door niet alleen de Schans voor Zutphen aan de Spanjaarden over te dragen, maar later ook de stad Deventer. Voor de tweede maal hielden de koninklijke soldaten in Zutphen stand tegen de Nederlandse opstandelingen.

De Engelsen, een ongeveer 6000 man tellend contingent onder aanvoering van Robert Dudley, de eerste graaf van Leicester, waren na de moord op Willem van Oranje, op verzoek van de Nederlandse Staten-Generaal door hun koningin Elisabeth I het Kanaal overgestuurd om te helpen bij het tot staan brengen van de Spaanse opmars, zij het zonder noemenswaardig succes.

Sir Philip Sidney, die gedurende de slag dodelijk verwond raakte en korte tijd later aan de gevolgen daarvan in Arnhem bezweek. Hij werd niet ouder dan 32 jaar, maar was in zijn vaderland reeds dermate geliefd, dat er na zijn dood een cult rond zijn persoon zou ontstaan en dat koningin Elisabeth zich liet ontvallen dat zij het leven van Sir Philip “terug zou willen kopen met vele miljoenen.” Met betrekking tot de Slag bij Zutphen gaat er een verhaal over hem (bedoeld als illustratie van zijn nobele karakter), dat hij zijn waterfles aan een andere gewonde soldaat zou hebben gegeven met de woorden: “Thy necessity is greater than mine” (“Uw nood is groter dan de mijne”). Sir Philip stierf enige tijd later in een Arnhems ziekenhuis aan de gevolgern van zijn verwondingen.

De uit Wales afkomstige huurling Roger Williams werd voor zijn prestaties tijdens de slag door Dudley geridderd.

Er volgden jaren van wisselende bezetting en belegeringen. Het grootste deel van de bevolking was weggetrokken of vermoord. In 1591 werd de stad heroverd door Maurits van Nassau, tijdens het Beleg van Zutphen. Dit luidde het begin in van een lange periode van Zutphen als vestingstad en garnizoensstad. In 1672 (Rampjaar) werd Zutphen veroverd door het Franse leger. De grote kerk werd opnieuw ingericht voor de katholieke eredienst maar werd na het vertrek van de Fransen weer teruggegeven aan de protestanten.

 

Vergelijkbare berichten