Centrum van Rechtspraak
Dat “Zutphen” thans een begrip is in de Nederlandse rechterlijke macht ligt niet zozeer aan de vonnissen die door de Zutphense rechtbank worden gewezen, als wel aan de omstandigheid dat sinds een jaar of tien (toekomstige) leden van de rechterlijke macht enige malen per jaar in Zutphen op cursus gaan in het opleidings- en studiecentrum van de rechterlijke macht(S.S.R.).
Tot het arrondissement Zutphen behoren twee grote plaatsen, te weten Apeldoorn ( +100.000 inw.) en Deventer, en verder veel Achterhoek en een deel van de Veluwe, met hier en daar een stadje ter grootte van Zutphen zelf. Het overwegend landelijke karakter van het gebied komt ook tot uiting in het soort zaken, die de rechtbank te behandelen heeft.
Dit arrondissement met zoveel buitengebied telt een groot aantal psychiatrische inrichtingen. Om recht te spreken waren rechtsregels nodig, toen veelal keuren genaamd. Zij werden vastgelegd in keurboeken.
Na Zutphen verkregen ook de meeste andere Gelderse steden, zoals Harderwijk, Lochem, Arnhem en Emmerich stadsrechten naar het Zutphense model. Zij werden “dochtersteden” van Zutphen en hun schepenen moesten recht spreken volgens de Zutphense rechtsgewoonten. Wisten zij in moeilijke zaken geen vonnis te wijzen, dan waren zij verplicht het “ordell” van de Zutphense schepenbank te gaan halen: zij moesten te Zutphen “ter hofvaart” gaan. Aldus werd het Zutphense recht, vastgelegd in de keurboeken, maatgevend voor de rechtspraak in naburige steden, hetgeen wezenlijk heeft bijgedragen tot de vorming van het gewest en de latere provincie Gelderland.
Tot de zestiende eeuw bleef de rechtspraak geheel in handen van de schepenbank, maar onder Karel V, die ook hertog van Gelre was en vanuit Brussel een meer gecentraliseerd bewind ging voeren, werd in Arnhem een gerechtshof opgericht.
In naam van Philips II voerde Alva in 1570 de “Criminele Ordonnantiën” in. Dit waren rechtsregels, die voor de gehele Nederlanden zouden gelden met de bedoeling om door unificatie van het recht de centralisatie van het land te vergemakkelijken.
Na de eerste jaren van de Tachtigjarige Oorlog en de Spaanse Furie, die Zutphen in de diepste ellende hadden gestort, brak er omstreeks 1600 een betere tijd voor de stad aan. Het bestuur kwam in handen van een klein aantal patricische families, die zonder landsheer regeerden. Als hoofdstad van de Graafschap nam Zutphen een belangrijke positie in en doordat tot in de zeventiende eeuw veel Gelderse steden hier “recht kwamen halen” behield de stad haar functie van juridisch middelpunt van het gewest.
Na een periode van betrekkelijke welvaart kreeg Zutphen veel te lijden onder de bezetting door de Fransen van 1672 tot 1674. De stad herstelde zich hier snel van en toen brak een tijdperk aan van toenemende democratisering van het stadsbestuur en de overige instellingen, als het ware het voorspel van de Franse revolutie.
De Franse tijd is van blijvende invloed geweest op onze rechterlijke organisatie en rechtspleging: er werd in zeer korte tijd een landelijke rechterlijke organisatie ingesteld, die recht sprak volgens wetten die voor het hele land golden. Zutphen behield na de inlijving in 1810 haar plaats in het juridisch bestel doordat bij de invoering van de nieuwe rechterlijke organisatie – na de opheffing van de stedelijke schepenbank – hier een gerecht werd gevestigd: een rechtbank van eerste aanleg.
Het nieuwe gerecht bleef gevestigd in het stadhuis, waar ruimte was vrijgekomen door de verlegging van provinciale bestuurstaken naar Arnhem.
Terwijl vóór 1795 het gerecht te Zutphen slechts bevoegd was voor het territoir van de stad, werd Zutphen nu de hoofdplaats van een arrondissement en strekte de bevoegdheid van de rechtbank zich uit over vrijwel geheel Oost-Gelderland. Het arrondissement Zutphen omvatte niet minder dan 14 kantons: Aalten, Borculo, Doesburg, Doetinchem, Eibergen, Gendringen, Groenlo, ’s Heerenberg, Lochem, Terborg, Vorden, Warnsveld, Winterswijk en Zutphen. Dit grote aantal is mede te verklaren uit het grotendeels ontbreken van openbaar vervoer, zodat de burgers meestal te voet naar het kantongerecht moesten gaan.
In 1875 werden de provinciale hoven opgeheven en werden de thans nog bestaande vijf gerechtshoven ingesteld.
In 1877 werden 11 arrondissementsrechtbanken, waaronder die te Deventer, opgeheven, evenals niet minder dan 44 kantongerechten. Zutphen kreeg de kantons Zutphen, Groenlo, Apeldoorn en Deventer, zoals ook thans nog het geval is.
Op 1 september1886 werd het nieuwe wetboek ingevoerd. Voor Zutphen betekende dat een andere naam: in plaats van “rechtbank van eerste aanleg” heette het voortaan arrondissementsrechtbank 3e klasse; het aantal kantons werd verminderd tot zeven: Zutphen, Lochem, Groenlo, Aalten, Stad Doetinchem, Doesburg en Terborg.
In 1889 telde Zutphen rond 17.000 inwoners, samengepakt op een betrekkelijk klein grondgebied, ingeklemd als het toen was tussen de voormalige en inmiddels geslechte vestingwerken van de IJssel. Op de plattegrond van Zutphen uit 1889 is duidelijk te zien hoe de stadskern omsloten werd door de grachten in de typische stervorm van het voormalige vestingstelsel. Men ziet aan de nieuwe Martinetsingel het dat jaar geopend gerechtsgebouw en daarachter het nieuwe huis van bewaring.