Tijdens macht schermutselingen in de elfde eeuw, tussen de graven van Gelre en Zutphen en de Bisschop van Utrecht, voelde men de noodzaak om een binnenwal met gracht te maken ter bescherming van de immuniteit rondom de Walburgiskerk en het bestuurscentrum.
Deze wal heeft onge-
veer ter hoogte van de trouwzaal gelegen. Die bescherming is begin 13e eeuw weer geslecht. Men heeft de wal is in de gracht geschoven en dat is dan ook het moment dat er kavels konden worden uitgegeven. De graven van Gelre bieden rond diezelfde tijd het stadsbestuur, er waren tenslotte in 1195 ook stadsrechten verleend, een plek aan om een stadhuis te bouwen.
Er is ook bekend dat in de vroege 13e eeuw door de graaf van Gelre percelen werden uitgegeven aan de Lange Hofstraat. Er wordt definitief afscheid genomen van de binnen versterking. Men had toen de buitenversterking die we nu kennen als de marktengordel.
In 1327 is er op deze plek al sprake van een feestzaal en een wandhuis.
Burgerzaal
De Burgerzaal maakt deel uit van het oude stadhuis van Zutphen, een complex dat waarschijnlijk in de loop van de 13de eeuw is ontstaan. Deze middeleeuwse zaal is oorspronkelijk gebouwd als vleeshuis en wordt in het jaar 1347 voor het eerst genoemd.
Er is een archivarische melding dat in 1347 een huis aan de achterzijde van de Burgerzaal is aangekocht en dat er toen een verbouwing heeft plaats gehad waarbij de zaal de huidige lengte kreeg. Daarvoor was ze dus een 1 huisbreedte korter. Dat betekent dat de Burgerzaal al sinds die tijd de huidige lengte heeft.
Er stond een huis achter, midden 15e eeuw in de burgerzaal ingrijpend ver-(nieuw)bouwd samen met de twee aangrenzende vleugels van het stadhuis, dat weten we omdat er rekeningen uit 1449 bewaard gebleven zijn waarin sprake is van aankoop van een grote hoeveelheid bakstenen. (200.000 stenen). Er zijn uit de kapconstructie van zowel de burgerzaal als de beide aangrenzende gebouwen van het stadhuis monsters ui de kap genomen voor dendrochronologisch onderzoek. De uitkomst hiervan matchten heel goed met de uitkomst van de archivarische gegevens.
Hieruit blijkt dat de bomen die zijn gekapt voor het balkhout van de kapconstructie zijn gekapt in 1449-1452. Dat laatste jaar zal ook overeenkomen met de laatste verbouwingswerkzaamheden aan het stadhuis.
In 2005 is er vloerverwarming aangelegd, met heeft de oude fundamenten aangetroffen en ook heeft met de oude bakstenen vloer gevonden, plat gelegd (niet kops) baksteen in keperverband, het waren geglazuurde stenen net zoals je ook wel als bestrating in Italiaanse palazzo’s tegenkomt.
In 1450 ongeveer is de Burgerzaal geheel ver-(nieuw)bouwd en heeft men overal nieuw hout toegepast. Waarom het oude niet meer voldeed en niet is hergebruikt is een raadsel. Er is geen sprake brand een brand geweest. Het kan zijn dat er wel hout is hergebruikt maar dat dat net de balken zijn die niet dendrochronologisch zijn onderzocht.
We kijken naar een denkbeeldig omgekeerd schip. Het is een denkbeeldige mythe want de bouw van een schip is weldegelijk anders.
Kapconstructie
De opbouw van de constructie is het best te begrijpen als je naar de bovenste (dunste) hout kijkt.
Dat is het hout wat het hoogst zit en waar het dakbeschot tegen aanzit. Dat is in dit geval de dakbedekking bestaande uit leien die er op rusten. Alle andere dikkere balken die er onder zitten zijn er om er voor te zorgen dat het hele gewicht niet naar beneden klapt en ook om te voorkomen dat het in zowel lengte- als dwars richting verschuift bij bv harde winddruk of orkaankracht.
Helemaal bovenin zie je een lange door lopende horizontale balk over de hele lengterichting van het gebouw die wordt ondersteunt door verticale staanders die we de ‘makelaars’ noemen. Deze worden vervolgens weer naar links en naar rechts verbonden zijn met schuine schoren.
Deze zorgen al voor een belangrijke stabiliteit in lengte en dwarsrichting.
De grote portalen die we zien zijn in feite de oude voerbalken van de oude verdiepingsvloer die tijdens de restauratie in 1896 door Jos Cuypers, (Pierre Cuypers liet zijn zoon Jos de restauratie uitvoeren) er is uitgehaald. Hier hebben zgn kinderbintjes overheen gelegen die de vloerdelen hebben gedragen.
Die hoofdbalken zorgen voor een heel belangrijke stabiliteit die voorkomen dat de muren door de kracht het gewicht van de kap uit elkaar geduwd worden. Dan zijn er nog zogenaamde muurstijlen met schuine korbeels toegevoegd die voor broodnodige stabiliteit in de dwarsrichting zorgen. Zo zit technisch gezien de constructie in elkaar. Met heeft de constructie die in feite een eeuw eerder in gebruik was, toegepast waardoor men heel lang heeft veronderstelt dat de kap een eeuw ouder was.
Vleeskeuring en Schepenbank
Het wandtapijt hangt op een specifieke gekozen hoogte. Oorspronkelijk heeft daar onder de schepenbank of
burgemeestersbank gestaan. Die bank is helaas in 1945 bij de brand in het stedelijk museum in vlammen opgegaan. Hier werd het middelste deel met de twee burgemeester zetels die werd daar bewaard, de rest was al eerder verloren gegaan.
Er werd hier naast de vleeskeurfunctie dus ook door de stedelijke magistraat recht gesproken. En dat verklaart waarom hier de ruimte voor de schepenbank was op een soort verhoging met daarvoor het beklaagdenbankje. De plek van de schepen werd extra imponerend gemaakt door een wandschildering van de stad Zutphen boven hen werd afgebeeld. Deze wandschildering die zeker vanaf de late 15 eeuw en vooral in de 16 eeuw tot in het eind van de 19e eeuw die plek heeft gedomineerd. Het is een jammerlijke speling van het lot dat ze is verdwenen. Hij is in 1856 nog netjes gekopieerd voor een publicatie van Tadema. Een aantal jaren daarna was ie al zo slecht geworden dat men hem heeft besloten definitief over te witten.
Restauratie door Jos Cuypers
Toen de rechtbank in 1889 verhuisde, dacht men – met uitzondering van het Vleeshuis – aan algehele sloop en nieuwbouw. Echter geldgebrek en een stemming in de raad waarbij met één stem verschil werd besloten om de gebouwen te sparen. In 1896-’97 werd het Vleeshuis naar plannen van J.Th.J. Cuypers ingrijpend gerestaureerd en als boterhal ingericht. De topgevel werd in (neo)gotische vormen herbouwd en door de verwijdering van de verdieping- en zoldervloer verkreeg men inwendig een indrukwekkende ruimte, die in 1951 als Burgerzaal werd ingericht.
Tijdens de restauratie in 1896, de ruimte was compleet verhokt t.b.v. de rechtbank, werd definitief besloten dat zij als boterhal in gebruik zou worden genomen. Men besloot aanpalend een weegruimte aan te bouwen en daarom moest er een grote doorgang komen die dwars door de muur en ook door het middelste deel van de muurschildering werd gehakt. In de jaren 50 is tijdens een nieuwe renovatie de wens uitgesproken om de muurschildering terug te brengen. Men kwam er helaas achter dat in 1896 de muur compleet was afgebikt en dat er van de muurschildering niets over was.
Wandtapijt
Het waaggebouwtje is wel afgebroken en men heeft toen als alternatief een atelier in Haarlem opdracht gegeven om op ware grote een wandtapijt te maken aan de hand van de tekening van die was gemaakt door van der Worp voor de publicatie van Tadema in 1856.
Op het wandtapijt zie je Zutphen in de situatie vlak voordat Maurits de stad inneemt in 1591. Een belangrijk omslagpunt. De middeleeuwse vestingwerken zijn nog volledig intact, de Walburgiskerk heeft nog haar spitse toren van 107 meter. Men is nog niet begonnen met de bouw van het nieuwe Hollandse vestingwerkenstelsel. Bekende van haar puntvormige bastions. (Denk aan de Bult van Ketjen). Je ziet de oude Marsbinnenpoort, de middeleeuwse stadsmuren, kortom Zutphen in volle glorie.