Het Assenhuys
Beukerstraat 65 en 67 zijn in 1391 samen als één huis gebouwd. Het pand werd het Assenhuys genoemd, naar de familie Asse, handelaren en stadsbestuurders, die het hadden het tot 1455 in eigendom hadden. Tussen 1572 en 1608 is het huis gesplitst.
Locatie: Beukerstraat 65
In de gevel zit een aantal vensters die goed aangeven hoe dik de muur wel niet is. De gevel dateert uit 1391. Gezien het nauwkeurig aangehouden metselverband zal de gevel in oorsprong niet gepleisterd zijn geweest. Het liep tegen het einde van de 14. eeuw en toen raakte het pleisteren van gevels in onbruik. * Bron: Constant Willems
Dikke kans dat je tijdens een middagje shoppen in het centrum van Zutphen een eeuwenoud woon-pakhuis binnenstapt. Waar nu kleding, lifestyle en horeca de dienst uitmaken, was het ooit het domein van de succesvolle vrachtvaarders. Neem de statige panden aan de Beukerstraat. Hoog, hoger, hoogst was het devies in de tijd van de Hanze. En dat was niet zonder reden. Een verband van aanvankelijk losse netwerken tussen steden en handelsfamilies groeide uit tot een instituut: het Hanzeverbond.
,,Hanzesteden beconcurreerden elkaar niet zozeer, maar hadden elk een eigen rol. Bijvoorbeeld Kampen en Harderwijk hadden door de ligging een zeehavenfunctie”.
Zutphen was de stad van de vrachtvaarders, van kooplui die handelden in van alles en nog wat. Via de IJssel goederen aan- en afvoerden en die goederen deels opsloegen in de stad zelf. Het verklaart volgens Michel Groothedde dat in de Zutphense binnenstad, een historisch plaatje, in de Hanzetijd tientallen grote woon-pakhuizen zijn gebouwd. ,
,Huizen die door de hoogte letterlijk boven de binnenstad uitsteken.”
Beukerstraat 65-67
In de Beukerstraat 65-67 staat een mooi voorbeeld, laat hij zien. Drie woonlagen, met daarbovenop een schuinoplopend dak, met daaronder drie zolderetages. ,,Hier, vanuit de Spongstraat zie je goed hoe hoog het pand is vergeleken met de omliggende panden. Door de hoogte op te zoeken, lieten de kooplui zien dat ze belangrijk en rijk waren. Veel ruimte was ook functioneel nodig voor de opslag van goederen.”
(Bron: Stentor, Hoe hoger het pand.)
Vanuit de Sprongstraat loop je er nagenoeg tegenaan. We kunnen ons haast niet meer voorstellen dat hier rond het jaar 1200 al bebouwing was. De perceelbreedte van de panden zijn nagenoeg identiek. Men hanteerde in de stad een éénheidsmaat bij het vergeven van de percelen. Deze was gebaseerd op 1 1/3 Rijnlandse roede. (= 5 meter en 2 cm.) Op deze breedte kon men een houten huis van ongeveer 4,5 x 10 m. bouwen zodat er tussen de huizen nog 0,5 tot 1,0 m. ruimte open bleef. Na de grote stadsbrand in 1284 zijn de houten huizen vervangen door stenen bouw.
Dit was mede op last van het stadsbestuur om het brandgevaar zo te verkleinen. Aan de hand van de kloostermoppen (bakstenen), en aan het metselverband kan men deels herleiden in welke periode een pand is gebouwd. Het Assenhuys daarentegen is waarschijnlijk met “uitheemse” baksteen gebouwd, ze wijkt nl. af van de bekende formaten. In 1446 wordt een hypotheek verstrekt aan Evert en Henrick Asse. De familie was niet onfortuinlijk als handelaar in bouwmaterialen. Mogelijk is het de grootvader van Evert (die ook Evert heette) opdrachtgever geweest voor de bouw van het huis. Zo niet dan zullen we deze toch in kringen van de ‘steenrijke’ handelaren moeten zoeken. Evert Asse levert in de periode 1395 tot 1424 met regelmaat molenstenen aan de stad, maar ook leisteen en dakpannen voor de dakbedekking van de stadsmuren. Evert Asse behoort tot diegenen die de hoogste ’tijns’ (belasting) betaald. En zoals het ook nu nog steeds is, degenen die het meest betalen verdienen het meest. De Asse’s behoorden dan ook tot de elite van de stad.
Nadat er onenigheden waren tussen Asse en het gemeentebestuur omtrent belangenverstrengeling (bouwfraude???) bij de bouw van het Vleeshuis (Burgerzaal), verkopen zij het huis is 1455 aan de schepenfamilie Van der Capellen, die het tot 1569 in hun bezit heeft. Achtereenvolgens wordt het huis verkocht aan burgemeester Arndt Berck, die er tot zijn overlijden in 1570 woont. Zijn weduwe verkoopt het op 13 mei 1572 (een half jaar voor de Spaanse verovering) aan Willem Janssen. Willem Janssen was na de families Asse, van der Capellen en Berck, de eerste niet stadsbestuurder die het pand in eigendom verkreeg. Janssen was roededrager wat vergelijkbaar is met stedelijke gerechtsdeurwaarder. Hierna wordt het pand in delen verkocht en is in 1609 Brentgen then Broeckhuis (dochter van Willem Janssen) eigenares van het linkerdeel, (nu Beukerstraat 65). Het huis wordt gesplitst en in de kelder worden de doorgangen dichtgemetseld. 400 jaar later tijdens de recente verbouwing zijn de panden weer samengevoegd en zijn ook de kelders weer met elkaar verbonden.
Bron: Steenrijk in Zutphen
Bouwhistorie Beukerstraat 56 – 57
ISBN 90-804452-2-3