
De naam Apenstert kwam van de zuidelijke hoektoren van de Nederste Bergh, dat was de westelijke waterpoort over de Berkel, met ernaast een trap. Die toren deed dienst als gevangenis. Daar tegenaan waren twee armenhuisjes gebouwd die achtereenvolgens van de families Stuerman, Bushof en Schimmelpenninck zijn geweest.

Op de foto links ziet u de huidige straat die is vernoemd naar de in de Tweede Wereldoorlog weggebombardeerde straat.
Een berg, borg of burcht is een verdedigingswerk of sterkte. De westelijke waterpoort is in de achttiende eeuw gesloopt op de Apensterttoren na, waar men zo van geschrokken is dat men de andere waterpoort in de vorige eeuw wilde behouden. Via genoemde trap kwam men op de poortomloop. De stadsmuur maakte, net als de oorspronkelijke Berkel/Molenbeek een flauwe bocht van de westmuur langs de Barlheze naar de noordmuur en de oversteek bij de apenstert. Er zijn nog meer resten ingemeten.
Tweede toren:
Mogelijk zelfs van een tweede tufstenen toren, vergelijkbaar met de Apensterttoren, maar smaller: circa 5 meter. Deze theoretische toren heeft waarschijnlijk maar kort bestaan. Met de bouw van de stadsmuur om de Oude en Nieuwe stad was de toren na circa 1325 geheel overbodig geworden. De toren zou natuurlijk een andere functie gekregen kunnen hebben maar, anders dan bij de Apensterttoren, is hiervan in de archieven niets terug te vinden.
Gevangenis:
In de gevangenis, een gebouw van twee verdiepingen, zat een halsijzer om gevangenen vast te zetten. De wachter beschikte over kaarsen en touwen [zelen] om agressieve gevangenen vast te binden. Ze kregen twee maaltijden per dag van een zwarte stuiver of Philipsstuiver, dat was een Brabantse stuiver van Philips de Goede van Bourgondie. Wie ter dood was veroordeeld kreeg twee flessen wijn in de nacht voor zijn terechtstelling. Er zaten ook wel eens vrouwen in de kerker zoals Mette Huegincks.
Stadsbeul:
In de noordelijke toren van die poort woonde de stadsbeul gratis. Die toren heette daarom des buedelstoorn. De beul woonde dus bij de gevangenis en trad met de stadspander op als bewaarder. Als beul was hij er alleen voor vreemdelingen en gasten. Burgers werden op de pijnbank en bij terechtstellingen door een vreemde beul behandeld om objectiviteit te waarborgen en na een terechtstelling wraakakties te vermijden.
Zutphen leende zijn beul uit naar Doesburg, Doetinchem of Deventer. De beul van Deventer, Arnhem en zelfs die van Zwolle kwam hier tegen vergoeding. In 1457 werden bij een pijniging de hakken van een verdachte leek toch onschuldig, maar hij is na een tweede pijniging door een andere beul toch veroordeeld en opgehangen. Hij werd verlinkt door zijn maat, Pothuysken, het helpertje van de stadstichelaar.
Naam Apenstert:
De betekenis van de naam Apenstert is niet duidelijk. Een stert zou een gerekt driehoekig stuk land zijn zoals oort, vgl. Bassenoort en Optenoort. Apenstert kan ook een verbastering zijn van apen stadt, ‘apen stad’.De Apenstert stond aan de rand van stadsdeel Barlheze. Dat blijkt veel meer bodemreliëf te hebben dan gedacht. Het liep sterk af richting de IJssel, die langs Barlheze stroomde. ,,Een verrassend nieuw gegeven” was de constatering dat het hoogste punt ruim 9 meter boven NAP lag. De Apenstert stond aan de rand van stadsdeel Barlheze. Dat blijkt veel meer bodemreliëf te hebben dan gedacht. Het liep sterk af richting de IJssel, die langs Barlheze stroomde.
Afbraak:
Langs de Rozengracht stonden naast de toren in de vorige eeuw nog een rij huisjes aan de Berkelzijde. Toen in 1861 de spoorlijn naar Arnhem gereed Tweede Klasse [standaardformaat] en werden de Overwelving en het Stationsplein aangelegd. Bij de hoek naar de Barlhese kwam een brug, naar Parijs’ voorbeeld de Pont Neuf genoemd. [Het wekte na het bombardement verbazing dat de vaasachtige kolommen van de brug hol bleken te zijn.

De straat kwam nabij de Berkel en huidige Rozengracht uit op een oude toren met de dezelfde naam Apenstert. De toren wordt vanaf de 14e eeuw vermeld als stadsgevangenis. De laatste resten werden in de 18e eeuw gesloopt, samen met de resten van de westelijke Berkelpoort. De sloop houdt verband met de sloop van de hele noordwand van de Rozengracht in 1889 en 1890. Als gevolg van de aanleg van de nieuwe verbindingsweg van de Barlheze naar hetStationsgebied. Met de sloop van de watermolens en de overwelving van de Berkel in 1887 besloot het stadsbestuur de hele straatwand aan de Berkel aan te kopen, te slopen en fraai in te richten. Alle huizen tot aan de molens zijn in 1890 gesloopt.

Er werden tijdens de rioolvernieuwing slechts schamele resten van de stadsmuur aangetroffen. Net genoeg resten om de richting te bepalen. Gezien de samenstelling betreft het naar alle waarschijnlijkheid geen laat 13e-eeuwse muur maar hij doet eerder denken aan een 15e-eeuwse herstelling. De dikte van de muur was bij benadering 1.30 meter. In het metselwerk zitten ook dikkere bakstenen van 7,5 cm dik verwerkt. Dit lijken wel de bakstenen te zijn die men bij een muur uit ca. 1300 zou verwachten.
Daar werd de grafelijke hof gebouwd en staat nu de Broederenkerk. Groothedde: ,,Nu weten we zeker dat Walburgiskerk, Wijnhuistoren, Broederenkerk en Sint-Jan alle vier op rivierduinen zijn gebouwd.” Zutphens beroemde stadssilhouet was dus in zekere zin al aanwezig toen die torens nog niet waren verrezen……In het westelijk deel van de Rozengracht, maar ten oosten van de stadsmuur bevindt zich verder nog de aansluiting van de ‘middeleeuwse’ Rozengracht (die toen Molenbeekstraat heette) op de verdwenen middeleeuwse straat de apenstert die de Rozengracht verbond met de Kreynckstraat.
Bron:
VERDWENEN HUIZEN, TUFSTENEN TORENS EN HOUTEN STRATEN ROND DE apenstert ZAP27 Bert Fermin en Michel Groothedde